Nummer 22/26714/TA
Betreft [klager]
Datum 18 augustus 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel van 12 december 2021 vanwege betrokkenheid bij een alcoholincident.
De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 29 maart 2022 het beklag ongegrond verklaard (Me 2021-441). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. M.L. Firet, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de zitting van 22 juli 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.
Het hoofd van de instelling heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De inzet van de afzonderingsmaatregel is onjuist geweest en heeft in ieder geval te lang geduurd. Niet klager heeft de flessen alcohol ingevoerd. Na de vondst van de alcohol bij twee medepatiënten is de hele afdeling onderzocht en heeft iedereen moeten blazen. Bij klager is niets gevonden/aangetroffen. Hij had ook geen druppel gedronken. Klager heeft in het kader van het onderzoek naar de invoer van alcohol openheid van zaken gegeven en meegewerkt voor zover dat mogelijk en verantwoord was in verband met zijn eigen veiligheid. Klager heeft na het uitpakken van de bestellingen de doos met flessen alcohol op de gang gezet, omdat de flessen op de bestellijst stonden en hij aannam dat die flessen voor de Kerst waren besteld. Klager heeft gezien dat een patiënt de doos heeft meegenomen. Hij heeft dit niet direct maar wel tijdens het onderzoek gemeld. Daarbij heeft hij bewust geen namen genoemd in verband met zijn eigen veiligheid.
In een gesprek van klager, zijn raadsvrouw en een begeleider is gemeld dat klagers afzondering zou voortduren als klager niet meer informatie zou geven. Het voortduren van de maatregel is daarom als pressiemiddel voor het noemen van namen ingezet, wat niet had gemogen. Tevens was voor het verdere verloop van het onderzoek naar de invoer niet noodzakelijk dat klager in afzondering verbleef. Niet valt in te zien hoe klager dat onderzoek zonder verblijf in afzondering in de weg had kunnen staan.
Volgens de instelling is de afzondering langer voortgezet vanwege klagers houding, boosheid en frustratie. Klager is niet blij met de gang van zaken rondom het onderzoek, maar echt boos over het tijdens de afzondering weggooien van zijn spullen. Hem is tweemaal gevraagd of hij afstand van die spullen wilde doen en hij heeft steeds gezegd dat hij dat niet wilde. Zijn boosheid over het desondanks weggooien van zijn spullen is invoelbaar. De beklagcommissie zou die klacht en de klacht over de afzondering gevoegd behandelen, maar heeft dat nagelaten. De beklagcommissie heeft de klacht over de spullen gegrond verklaard omdat de instelling onzorgvuldig heeft gehandeld. De desbetreffende uitspraak van 7 juni 2022 (Me 2022-64) is door klager ter zitting aan de beroepscommissie overhandigd.
De afzondering is verder ook disproportioneel omdat er andere mogelijkheden dan afzondering waren, zoals het tijdelijk opschorten van de taak van het uitpakken van goederen.
Klager betwist de verklaring van de instelling dat klager vaker invoer van alcohol zou hebben verzwegen. Klager is niet verantwoordelijk voor de bestelling en de levering van de flessen alcohol. Hij is wel verantwoordelijk voor het uitpakken van de bestelde goederen. Vóór dit incident heeft hij eenmaal eerder alcohol uitgepakt en de patiënt die de alcohol had besteld heeft hij daarom daarop aangesproken. Klager heeft dit gemeld voordat hij in afzondering ging. Klager heeft zich bij het huidige alcoholincident afzijdig gehouden, waarbij hem door de instelling de duimschroeven zijn aangedraaid en hij ten onrechte in afzondering is gezet en gehouden.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling heeft niet op het beroep gereageerd.
3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 12 december 2021 in afzondering is geplaatst nadat wijn op zijn afdeling is aangetroffen, bekend is geworden dat klager afwist van de aanwezigheid van wijn op de afdeling en klagers naam in dat verband meerdere malen is genoemd. Dit, gecombineerd met het feit dat klager in strijd met zijn meldplicht vanuit zijn taak als uitpakker niet uit zichzelf direct bij het personeel heeft gemeld dat zich een doos met flessen wijn tussen de bestelde goederen bevond, maakt dat de afzonderingsmaatregel ten behoeve van onderzoek naar de eventuele betrokkenheid van klager en andere patiënten bij het alcoholincident in redelijkheid kon worden opgelegd. Klager stelt zich op het standpunt dat hij niet verantwoordelijk is voor bestelde goederen, maar dat neemt niet weg dat hij door het niet melden van het aantreffen van flessen wijn een verdenking van betrokkenheid bij invoer van alcohol op zich heeft geladen. Door het opleggen van afzondering kan onwenselijk geachte beïnvloeding van het onderzoek naar het alcoholincident worden tegengegaan, wat niet het geval is bij het door klagers raadsvrouw geopperde alternatief van het tijdelijk opschorten van klagers taak als uitpakker van bestelde goederen.
Blijkens de rapportage van 16 december 2021 die is gevoegd bij het verweer van het hoofd van de instelling in beklag is op dat moment nog sprake van een lopend onderzoek naar de bestelgeschiedenis en herkomst van de flessen wijn en een onvolledig beeld van het incident en het aandeel van klager en medepatiënten daarin, waardoor de orde en veiligheid bij terugkeer op de afdeling nog onvoldoende gegarandeerd zijn. Verder staat daarin dat wordt gehoopt op klagers medewerking/meer openheid, maar dat ook via andere kanalen onderzoek plaatsvindt. En dat daarnaast een plan van aanpak wordt gemaakt om klagers terugkeer naar de afdeling succesvol te laten zijn om te voorkomen dat hij in denken en doen chaotiseert en verzandt in boosheid en vijandigheid, en dat de insteek is dat klager na het weekend terugkeert naar de afdeling.
Gelet op deze rapportage is klagers stelling dat de voortzetting van de afzondering als pressiemiddel is gebruikt niet aannemelijk te achten.
Uit de in beklag door het hoofd van de instelling overgelegde rapportages over de periode van 16 december 2021 tot en met 30 december 2021 komt verder naar voren dat bij klager niet alleen sprake is van boosheid over de tijdens de afzondering zonder zijn toestemming weggegooide spullen, maar ook van boosheid en frustratie over de afzondering, het voortduren daarvan en de volgens de psychiater en het behandelteam noodzakelijke behandeling van klager. De instelling heeft geprobeerd om tijdens de afzondering met klager in gesprek en tot samenwerking en uitbreiding van vrijheden te komen.
In het licht van deze rapportages kan niet worden gezegd dat de afzondering tot 3 januari 2022 onnodig en/of disproportioneel lang heeft geduurd.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 18 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
secretaris voorzitter