Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0118/GA, 6 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/118/GA

betreft: [klager] datum: 6 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Oldenhof, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Lelystad DCL.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht alsmede tegen de beslissing om het ter zake van onderdeel b van het beklag géén tegemoetkoming toe te kennen en tegen de hoogte van
de hem ter zake van onderdeel c van het beklag toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis Lelystad de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft :
a. het pas zes dagen na binnenkomst in de inrichting de beschikking krijgen over zijn saldo op de rekening-courant;
b. het – in vergelijking met de andere gedetineerden – één dag later ontvangen van de door hem bestelde winkelgoederen; en
c. de vermissing van een aantal in de inrichting ingevoerde kledingstukken.

De beklagcommissie heeft het onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en de onderdelen b en c gegrond verklaard, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Daarnaast heeft de beklagcommissie aan klager geen tegemoetkoming toegekend ter zake van de gegrondverklaring van onderdeel b en een tegemoetkoming van € 150,- vastgesteld ter zake van de gegrondverklaring van onderdeel c.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst in de inrichting is van klager een geldbedrag ingenomen. Normaal gesproken had dat geldbedrag dan direct op klagers rekening-courant gestort moeten worden. Klager heeft zes dagen moeten wachten alvorens hij de beschikking had over zijn
financiële middelen. Klager is weliswaar in die zes dagen enkele malen (intern) overgeplaatst, maar dat had niet tot dit probleem mogen leiden. Klager is van mening dat dit tijdsverloop is ontstaan door de vele misslagen bij zijn registratie in de
gevangenis Lelystad DCL.
Klager heeft de door hem bestelde winkelaankopen één dag later ontvangen dan de overige gedetineerden. De onjuistheid daarvan is door de beklagcommissie vastgesteld. Een en ander vond zijn oorzaak in de vele fouten die zich ten aanzien van klagers
registratie hebben voorgedaan. Hiervoor zou een financiële tegemoetkoming op zijn plaats zijn.
Klager heeft kleding laten invoeren in de inrichting. Omdat hij aanvankelijk (nog) niet als gedetineerde geregistreerd stond is een en ander misgegaan en uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat klagers ingevoerde kleding is verdwenen. Klager heeft een
lijst van die verdwenen kleding opgesteld alsmede de waarde daarvan aangegeven. Op grond daarvan moet worden geoordeeld dat een bedrag van € 150,= onvoldoende is om de door klager geleden schade te compenseren.
Klager wil zijn beroep graag mondeling nader toelichten.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog het volgende aangevoerd. Klager is op 20 november 2007 binnengekomen in de inrichting. Klager is vervolgens in korte tijd op verschillende afdelingen geplaatst
geweest. Omdat het DCL en de A-afdeling niet over eenzelfde rekening-courantsysteem beschikken, het één is handmatig en het ander geautomatiseerd, is zijn geld vanwege de drie overplaatsingen in zeer korte tijd steeds onderweg geweest. Op maandag 26
november 2007 kon klager over zijn saldo beschikken. Binnen de inrichting bestaat de regel dat gedetineerden die niet over geld beschikken de gelegenheid krijgen om te bellen en dat aan hen – voor zover nodig – rookwaar wordt verstrekt.
Met betrekking tot het te laat leveren van de bestelling van de winkel geldt dat klager, omdat hij eerst op maandag over zijn saldo kon beschikken, pas op maandag een bestelling kon plaatsen. De andere in de gevangenis Lelystad/DCL hebben die
gelegenheid in het weekeinde. Het winkelpersoneel heeft er vervolgens voor gezorgd dat klager niet behoefde te wachten tot de tweede wekelijkse uitleveringsdag (de vrijdag) maar reeds op woensdag de bestelde goederen kreeg uitgeleverd. De directeur
heeft zijn best gedaan om het ongemak voor klager zo gering als mogelijk te laten zijn. Er is daarom geen sprake van nalatig handelen door of namens de directeur.
Met betrekking tot de invoer van de kleding stelt de directeur zich op het standpunt dat, nu het invoerformulier niet is getekend voor ontvangst, er geen sprake is geweest van een invoer. Ook heeft klager op de door hem genoemde datum (28 november
2007)
geen bezoek kunnen plannen. Zijn afdeling had die dag geen bezoekmoment. Overigens stond klager tijdens zijn gehele verblijf in Lelystad, anders dan klager aanvoert, geregistreerd in het systeem.
Indien het beroep gegrond mocht worden verklaard acht de directeur een tegemoetkoming als toegekend door de beklagcommissie reëel.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 20 november 2007 is geplaatst in de gevangenis Lelystad DCL. In die gevangenis is hij tussen 20 november 2007 en 26 november 2007 tweemaal overgeplaatst, eerst van de afdeling A naar paviljoen J en
vervolgens
weer terug naar de afdeling A. Gelet daarop, een en ander bezien in het licht van de omstandigheid dat het op de afdeling A gebruikte financieel verwerkingssysteem afwijkt van het verwerkingssysteem van paviljoen J, is het tijdsverloop van enkele dagen
voor de (definitieve) verwerking van de saldi van klagers rekening-courant niet onredelijk. Gelet daarop kan hetgeen in beroep naar voren is gebracht – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de
beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de beslissing van de beklagcommissie om aan klager ten aanzien van de gegrondverklaring van onderdeel b geen tegemoetkoming toe te kennen en aan klager ten aanzien van onderdeel c een tegemoetkoming van € 150,= toe te kennen, overweegt
de beroepscommissie dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid daartoe heeft beslist. Deze onderdelen van het beroep zullen daarom eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven