Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27195/TA, 12 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27195/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
-  een afzonderingsmaatregel, ingaande op 8 februari 2022 wegens contact met een op Covid-19 positief geteste groepsgenoot (HK2022/45); 
- een afzonderingsmaatregel, ingaande op 22 februari 2022 wegens Covid-19 gerelateerde klachten bij klager (HK2022/48).

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 19 april 2022 de klachten ongegrond verklaard (HK2022/45 en HK2022/48). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
 
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

Klager en het hoofd van de instelling hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting van 10 juni 2022 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te worden gehoord.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is twee keer onterecht en tegen zijn zin getest op Covid-19. Zijn lichaam is binnen gedrongen met een wattenstaafje. Beide keren is dit volstrekt onnodig geweest. De eerste keer was hij kerngezond en de tweede keer was klager al klachtenvrij en mocht hij ondanks een positieve uitslag toch uit quarantaine. Het testen heeft niet bijgedragen aan de veiligheid. Het binnendringen van iemands lichaam valt onder verkrachting. Door de instelling is gedreigd met afzondering als klager niet zou meewerken. Door de afzondering is sprake van veel persoonlijk leed. Klager heeft op het punt gestaan zelfmoord te plegen. Ook heeft klagers behandeling vertraging opgelopen. Klager verzoekt dan ook een redelijke financiële tegemoetkoming. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling verwijst in beroep naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht. 

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. 

Klager is het niet eens met de hem opgelegde afzonderingsmaatregelen en heeft het idee dat deze maatregelen zijn ingezet als dwang om zich te laten testen en te vaccineren. Klager heeft voorts aangegeven het testen te hebben ervaren als verkrachting. De beroepscommissie overweegt dat het testen op Covid-19 voortvloeit uit de richtlijnen van het RIVM en het daarop gebaseerde beleid van de medische dienst. Ook is het testen niet in strijd met wet- of regelgeving. Klager is niet gedwongen en dat hij dit zo ervaren heeft, doet hier niet aan af. 

Ten aanzien van de opgelegde afzonderingsmaatregelen overweegt de beroepscommissie dat het beleid van de instelling op dat moment conform de richtlijnen van het RIVM was. De afzonderingsmaatregelen zijn niet onredelijk of onbillijk, nu een besmetting met Covid-19 van een personeelslid of medeverpleegde op de verblijfsunit van klager dan wel klager zelf kan worden aangemerkt als een zodanig gevaarzettende omstandigheid dat die een afzonderingsmaatregel kan rechtvaardigen. De instelling heeft immers een zorgplicht naar niet alleen de verpleegden (en personeelsleden) van de unit(s) waar een besmetting is vastgesteld, maar naar alle verpleegden (en personeelsleden) van de instelling. 

De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 12 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en drs. M.R. Daniel, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven