Nummer: 08/501/GB
Betreft: [klager] datum: 29 april 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 februari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 20 september 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Op 25 januari 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis De Schie te Rotterdam, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zich in detentie goed gedragen. Hij heeft maar één keer een verslag gehad. Zijn urinecontroles waren altijd goed. Daarnaast heeft hij altijd baantjes gehad waarvoor je alleen in
aanmerking komt als je goed gedrag vertoont. Klager heeft slechts drie maanden in de gevangenis De IJssel verbleven. De daar opgemaakte rapportage viel negatief uit, omdat ze hem nog niet goed kenden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van het verzoek als volgt toegelicht.
Er heeft nog onvoldoende gedragsverandering plaatsgevonden. Klager heeft nog steeds correcties nodig. Daarop reageert hij doorgaans negatief. In theorie weet klager het allemaal wel, maar de vertaalslag naar de praktijk heeft hij nog niet kunnen maken.
Er is sprake van een verandering maar deze is nog niet structureel en overigens te pril, waardoor er onvoldoende vertrouwen is in een goed verloop van een verblijf in een b.b.i.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is mede in aanmerking genomen hetgeen
omtrent klagers gedrag is weergegeven in het voortgangsrapport van 8 februari 2008 van het Coördinatiebureau TR bij de gevangenis De Schie. Voorts is daarin overwogen dat klager op dit moment ongeschikt geacht wordt voor een verblijf in een b.b.i.
omdat
getwijfeld wordt aan de aanwezigheid van de benodigde vaardigheden om een leven te gaan leiden zonder justitiecontacten. Als de geïndiceerde interventies doorlopen worden en het lukt klager de aangeleerde handvaten in de praktijk te gebruiken, kan een
verblijf in een b.b.i. op termijn worden overwogen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 april 2008
secretaris voorzitter