Nummer 20/16780/GA
Betreft [Klager]
Datum 30 augustus 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de bestelde lamslapjes en yoghurt niet door de winkel zijn geleverd.
De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 18 december 2020 het beklag ongegrond verklaard (S-2020-259). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Van de vier bestelde lamslapjes waren er slechts twee geleverd. Ook was de bestelde yoghurt niet geleverd. Hoewel de kosten van deze producten op de rekening-courant zijn teruggestort, heeft de directeur daarmee niet voldaan aan zijn zorgplicht. Klager heeft immers niet de producten gekregen die hij had besteld, terwijl hij de voorgeschreven bestelprocedure correct had gevolgd. Als de inrichtingswinkel structureel in gebreke blijft om bestellingen correct uit te voeren, moet de directeur bij andere winkels de missende producten kunnen aanschaffen. Tijdens een werkbezoek heeft de winkel kenbaar gemaakt het niet acceptabel te vinden dat de niet geleverde producten bij een andere winkel worden gekocht. De directeur gaat mee in dit standpunt van de winkel. Dat heeft tot gevolg gehad dat het afdelingshoofd nadien geen producten meer heeft laten kopen in plaatselijke winkels. Zo lang de winkel niet in staat blijkt de producten die op de bestellijst staan ook daadwerkelijk te leveren, moet de directeur de vrijheid hebben om niet geleverde producten elders te kopen. De directeur zal er in ieder geval op toe moeten zien dat de producten die op de bestellijst staan ook daadwerkelijk worden geleverd. Het disfunctioneren van de winkel ten tijde van klagers verblijf in de Schie was een structureel probleem. Er zijn nog diverse klachten aanhangig bij de beklagcommissie die betrekking hebben op het niet leveren van bestelde producten waarvan de kosten aanvankelijk zijn afgeschreven van klagers rekening-courant. Ook lopen er nog diverse andere procedures bij de RSJ over de winkel. Klager verblijft sinds enige tijd in de PI Lelystad. Gek genoeg functioneert de winkel daar naar behoren. Klager concludeert daaruit dat de inzet van de directeur wel degelijk van invloed kan zijn op het functioneren van de winkel.
Standpunt van de directeur
Er zijn inspanningen geleverd om de winkel beter te laten functioneren. Daartoe heeft meerdere keren contact plaatsgevonden tussen de directeur en de winkel in Vught. Er is op 6 februari 2020 een werkbezoek afgelegd bij de winkel door de directeur, afdelingshoofden en de leden van de Commissie van Toezicht. Het werkbezoek heeft geleid tot een beter inzicht in de werkprocessen en er zijn concrete werkafspraken gemaakt. Bovendien is er sprake van een korte lijn tussen het afdelingspersoneel en de afdelingshoofden met het plaatsvervangend afdelingshoofd arbeid, die de winkel in zijn portefeuille heeft. Vanuit de zorgplicht kan en zal snel ingespeeld worden op aandacht behoevende ontwikkelingen. Van een structureel probleem met de winkel is geen sprake. Daarnaast kan niet onopgemerkt blijven dat door (overmacht) omstandigheden in het maatschappelijk verkeer een supermarkt incidenteel ook niet altijd kan voldoen aan de vraag van de consument. Zo ook niet anders ten aanzien van de gedetineerdenwinkel. Wanneer klager niet ontvangt wat hij heeft besteld, maakt dat niet dat hij afgesloten is van eetwaar. De gedetineerden krijgen immers ruimschoots eten aangeboden. Bovendien zijn de kosten steeds netjes gecrediteerd. De zorgplicht is dan ook in voldoende mate vervuld.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg voor regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die door de directeur ter beschikking worden gesteld. Hierover kunnen nadere regels worden opgenomen in de huisregels. Uit de rechtspraak van de beroepscommissie blijkt dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door zijn personeel worden uitgevoerd. De beroepscommissie is van oordeel dat onder adequaat leveren wordt verstaan het leveren conform de bestellijst, prijslijst en andere gestelde voorwaarden (vgl. RSJ 11 juni 2018, 17/3907/GA). Onder adequaat verstaat de beroepscommissie ook tijdig leveren (vgl. RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA en RSJ 1 juni 2018, 17/3345/GA) of het aanbieden van soortgelijke producten (vgl. RSJ 1 augustus 2018, R-117 en R-118). Uit RSJ 18 februari 2019, 18/1878/GA volgt voorts dat de zorgplicht van de directeur niet zo ver strekt dat deze een algemene verplichting behelst om altijd niet, niet volledig of niet deugdelijk door de landelijke winkel geleverde artikelen bij een (plaatselijke) supermarkt of anderszins alsnog aan te schaffen. Afhankelijk van de gegeven omstandigheden en indien aantoonbare schade voor de gedetineerde is te voorzien, kan dit evenwel aangewezen en geboden zijn. De wijze waarop de directeur invulling dient te geven aan zijn zorgplicht, is dan ook steeds van de individuele en specifieke omstandigheden van het geval afhankelijk.
De beroepscommissie stelt vast dat niet alle door klager bestelde lamslapjes zijn geleverd en dat de yoghurt in het geheel niet is geleverd. Voorts constateert de beroepscommissie dat de winkel het bedrag voor deze niet geleverde producten heeft gecrediteerd. Dat de winkel het bedrag heeft teruggestort, maakt echter niet dat de directeur aan de zojuist genoemde zorgplicht voldoende invulling heeft gegeven. De zorgplicht van de directeur moet immers zo worden begrepen dat klager in beginsel zijn bestelde of soortgelijke goederen (alsnog) heeft ontvangen. Niet is gebleken dat de directeur inspanningen heeft verricht teneinde een redelijk alternatief voor de niet geleverde producten aan klager aan te bieden. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat klachten over de winkel zich blijven herhalen. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met een aantal andere beroepen van klager (R-19/5494/GA, R-20/5910/GA, R-20/5989/GA, 20/16781/GA en 20/16783/GA), die allen zien op klachten van dezelfde aard als in het onderhavige beroep. Hoewel de directeur al geruime tijd met de winkel contact lijkt te onderhouden, constateert de beroepscommissie dat dit kennelijk nog niet tot voldoende verbeteringen heeft geleid met betrekking tot het leveren van de bestelde producten. De beroepscommissie komt dan ook tot het oordeel dat de directeur onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.
Deze uitspraak is op 30 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R. Raat en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.
secretaris voorzitter