Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0450/TP, 29 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Wachttermijn  v

Uitspraak

nummer: 08/450/TP

betreft: [klager] datum: 29 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Flikkenschild, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van 19 februari 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N. Flikkenschild om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 1 maart 2008 verlengd tot en met 29 mei 2008.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 29 januari 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Klager komt vanaf 12 september 2005 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en is op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst geplaatst.
Bij brief van 19 februari 2008 heeft de Staatssecretaris klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 1 maart 2008 met drie maanden is verlengd tot en met 29 mei 2008.
Klager is terzake op 19 februari 2008 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 9 januari 2011.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Flevoland, locatie Lelystad.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend. Klager is niet gehoord over de verlenging van de wachttermijn. Voorts moet hij thans onredelijk lang wachten op zijn plaatsing in een
tbs-inrichting. Klager verwijst in dit verband naar het arrest van 29 januari 2002 van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, waarin wordt geadviseerd de tbs op 1 mei 2004 te laten aanvangen. Uit niets blijkt waarom dit advies nog immer in de wind wordt
geslagen. Het Gerechtshof is immers van alle ins en outs van de zaak op de hoogte.
Voorts verwijst klager naar het schrijven van [...], gezondheidszorgpsycholoog, waarin zij een dringend beroep doet klager conform de wettelijke procedures in aanmerking te laten komen voor behandeling. Zij geeft voorts aan dat anders klagers motivatie
voor de behandeling beslist wordt geschaad, alsmede dat klager zich in de afgelopen jaren serieus en gemotiveerd heeft opgesteld en zijn best heeft gedaan op een gezonde en verantwoordelijke manier aan zijn toekomst te werken, onder andere in de
contacten met zijn ex-vriendin en dochter. Uitzicht op behandeling binnen een redelijke termijn zou volgens haar een grote steun in de rug voor hem zijn en verder afglijden kunnen voorkomen.
Uit dit schrijven blijkt het belang van een spoedige plaatsing van klager in een tbs-inrichting.
Verlenging van klagers wachttermijn leidt, mede gezien het advies van het Gerechtshof, in klagers concrete situatie tot detentieongeschiktheid dan wel verminderde detentiegeschiktheid. Bedoelde verlenging brengt het risico met zich dat klagers
psychische conditie dusdanig verslechtert dat langer verblijf in de p.i. niet langer verantwoord is. Niet alleen detentieongeschiktheid, maar ook het risico daarop is reden om met voorrang plaatsing in een tbs-kliniek te realiseren.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Aan de hoorplicht is voldaan, nu klager blijkens het toegezonden hoorverslag op 19 februari 2008 is gehoord over de voorgenomen beslissing tot verlenging van zijn wachttermijn.
Op het moment van het nemen van de beslissing lag de titel van vrijheidsstraf nog ten grondslag aan klagers verblijf in de p.i. Klager komt vanaf 12 september 2005 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde tbs en is op
die
datum op de wachtlijst voor selectie en plaatsing in een tbs-inrichting geplaatst. Van de volgorde van deze wachtlijst wordt slechts in zeer bijzondere gevallen afgeweken, namelijk wanneer de psychische conditie van de ter beschikking gestelde zodanig
is dat de situatie in de p.i. onhoudbaar is en/of van detentieongeschiktheid moet worden gesproken. De beroepscommissie heeft bij uitspraak 04/2845/TR bepaald dat capaciteitsgebrek een grond kan vormen om niet tot plaatsing in afwijking van het
rechterlijk advies overeenkomstig het in artikel 37b, tweede lid, Wetboek van Strafrecht bepaalde te beslissen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch
niet verantwoord is. Vanuit de p.i. waar klager verblijft zijn geen signalen van detentieongeschiktheid c.q. sterk verminderde detentiegeschiktheid ontvangen. Een medische verklaring van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en
Psychologie (NIFP) is opgevraagd en zal worden nagezonden. Er is derhalve (thans) geen aanleiding om klager voorrang te verlenen boven andere wachtenden op een plaats in een tbs-inrichting.

4. De beoordeling
Klager is blijkens de stukken op 19 februari 2007, derhalve vóór het verstrijken van de wachttermijn, gehoord over de verlenging daarvan. Derhalve is voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
gedetineerden neergelegde hoorplicht.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze is nog
niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die
zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

In de brief van 6 maart 2008 van het NIFP te Lelystad wordt vermeld dat klager geen gesprek met een psychiater van het NIFP heeft willen voeren, nu dit volgens hem geen zin heeft omdat hij toch wel weet wat er over hem zou worden geschreven. Verder
wordt in die brief vermeld dat het om die reden onmogelijk is een medische verklaring op te stellen over de huidige psychische conditie van klager.
In het licht hiervan en de omstandigheid dat ook de Staatssecretaris vanuit de p.i. van verblijf geen andersluidende signalen heeft ontvangen, gaat de beroepscommissie er van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om
klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
Het advies van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage en de bevindingen van drs. L. van de Sande kunnen daaraan niet afdoen.
Nu klager niet met de psychiater van het NIFP heeft willen spreken, kan evenmin worden beoordeeld of sprake is van een reël te duiden risico op dusdanige verslechtering van klagers psychische conditie dat een langer verblijf in de p.i. medisch niet
verantwoord zou zijn.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en dat de wachttermijn voor plaatsing in een
tbs-inrichting mocht worden verlengd van 1 maart 2008 tot en met 29 mei 2008.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven