Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27273/GV, 5 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27273/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 april 2022 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.W.J. van Galen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Verweerder miskent de relevantie van het advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Die informatie biedt juist een onderbouwing voor de conclusie dat de medische belemmeringen van klagers zonen hen in de weg staan om klager te bezoeken. Volgens verweerder is volgens het Openbaar Ministerie (OM) sprake van een hoog recidiverisico. Dat standpunt wordt niet onderbouwd. In een reclasseringsadvies van 28 november 2018 wordt geen melding gemaakt van een hoog recidiverisico in de zedenzaak. Bij het aannemen van recidiverisico in de terrorismezaak, wordt miskend dat klager niet daadwerkelijk als strijder heeft meegevochten, maar dat hij een meer ondersteunende en faciliterende rol heeft gespeeld. 

Volgens het OM zou het verlof kunnen leiden tot maatschappelijke onrust. Klaarblijkelijk wordt daarbij gedoeld op de zedenzaak. De zedenzaak loopt nog in hoger beroep en de veronderstelde slachtoffers zijn of waren woonachtig in Vlaardingen. Klagers gezin woont in Rotterdam. Het is onaannemelijk dat zich een ongewenste confrontatie met de slachtoffers en/of hun omgeving zal voordoen. Bovendien lijken het OM en verweerder de zeden- en terrorismezaak door elkaar te halen. Uit niets blijkt dat de terrorismezaak in Nederland maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt. 

Klager verzoekt (onder meer) om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder
Het maatschappelijke belang dient te prevaleren boven klagers individuele belang. Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor zeer ernstige misdrijven. De medisch adviseur bij de afdeling IMA heeft in het advies van 25 februari 2022 positief geadviseerd ten aanzien van klagers aanvraag om zijn gezin te bezoeken. Tal van redenen verzetten zich echter tegen het verlof van klager. Zo is er sprake van een recidiverisico, risico voor maatschappelijke onrust en spelen slachtofferbelangen een grote rol. Het OM heeft op 15 maart 2022 negatief geadviseerd. Klagers raadsman stelt dat het OM de twee zaken waar klager in eerste aanleg voor is veroordeeld door elkaar haalt. Verweerder leest hierin dat de raadsman heeft bedoeld dat de straf in de zedenzaak reeds is ondergaan en daardoor bij onderhavig verzoek geen rol meer zou mogen spelen. Klager zit echter een straf uit voor twee feiten. Beide feiten mogen daarom worden meegewogen in de afweging om wel of geen verlof te verlenen. Uit het reclasseringsadvies van 2 april 2021 blijkt dat klager zeer beperkt heeft meegewerkt aan alle onderzoeken in het Pieter Baan Centrum. 

Verweerder begrijpt dat klager het contact met zijn gezin wil onderhouden, maar gelet op de feiten waarvoor hij is veroordeeld, het gegeven dat hij op de terroristenafdeling (TA) verblijft, de houding van klager en de zwaarwegende adviezen van het OM en de reclassering, is het verlenen van het incidenteel verlof onwenselijk. 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 20 augustus 2018 gedetineerd. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens deelname aan een terroristische organisatie en het verspreiden van een geschrift en/of afbeelding waarin wordt opgeruid tot een terroristisch misdrijf. Daarnaast is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens het seksueel binnendringen van een kind onder de twaalf jaar en het plegen van ontuchtige handelingen met een kind onder de zestien jaar, meermaals gepleegd. Beide veroordelingen zijn niet onherroepelijk, omdat hoger beroep is ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 4 augustus 2022. 

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

In artikel 25, eerste lid, van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

In artikel 4 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat zijn zonen wegens medische belemmeringen niet in staat zijn om klager in de inrichting te bezoeken. De medisch adviseur bij de afdeling IMA heeft bevestigd dat klagers zonen niet in staat zijn om hem in de inrichting te bezoeken. 

Het verzoek tot incidenteel verlof is, zakelijk weergegeven, hoofdzakelijk afgewezen vanwege de maatschappelijke risico’s die daarmee gemoeid zijn. 

Uit het reclasseringsadvies van 2 april 2021 volgt dat klager beperkt heeft meegewerkt aan onderzoeken, waardoor er onvoldoende zicht is op zijn psychisch functioneren. Veel vragen – met name ten aanzien van risico’s in verband met het zedendelict – zijn onbeantwoord gebleven. Daarnaast volgt uit het reclasseringsadvies dat klager blijk geeft van wantrouw en minachting richting de Nederlandse overheid. De risico’s op recidive, op extremistisch geweld, op letselschade en op het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. Het OM geeft daarnaast aan dat een ongewenste confrontatie met de slachtoffers en hun omgeving moet worden uitgesloten. Ook acht het OM de kans op maatschappelijke onrust erg groot, omdat de zedenzaak erg veel commotie heeft veroorzaakt. Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is zelfs een dreiging geweest van eigenrichting. Het OM adviseert dringend negatief. De vrijhedencommissie volgt voornoemde adviezen van de reclassering en het OM en heeft eveneens negatief geadviseerd.  

Hoewel de medische noodzaak tot het verlenen van incidenteel verlof voldoende vast is komen te staan, is de beroepscommissie van oordeel dat de hiervoor genoemde risico’s een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening. Ondanks het positieve advies van de politie, rechtvaardigen deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Verweerder kon gelet op artikel 4, aanhef en onder a, b, g, en i, van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen daarom in redelijkheid het verzoek om incidenteel verlof afwijzen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 5 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven