Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27375/TA, 3 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27375/TA     

Betreft [klager]

Datum 3 augustus 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Het hoofd van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de instelling) heeft op 17 maart 2022 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de instelling heeft op 14 april 2022 het beklag ongegrond verklaard (VE-2022-034). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft mr. T.G.M. Houben, kantoorgenoot van klagers raadsman, en namens de instelling […], psychiater, en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 22 juli 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruikgemaakt van die mogelijkheid en afstand van horen gedaan.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Primair is onvoldoende aannemelijk dat er sprake is van een noodzaak voor dwangmedicatie. Klager heeft al zeer lange tijd dwangmedicatie, sinds juni 2019 uitgezonderd een recente korte periode waarna na een enkel incident tot hervatting is besloten. Het ging daarbij om een op zichzelf staand geval van geweld. Tijdens een individueel luchtmoment zou klager geschopt, gespuugd en geslagen hebben. Niet is onderbouwd dat hier sprake is van een begin van een patroon. Uit dit enkele geval en het feit dat in het verleden sprake was van een patroon wordt geconcludeerd dat sprake is van gevaar. Dit is te kort door de bocht, er is niet beoordeeld of het in dit specifieke geval ging om een incident of om een begin van een patroon.

Verder blijkt evident uit de stukken dat het niet mogelijk is het beoogde doel te halen: dat klager behandeld kan worden en/of niet langdurig op een speciale zorgafdeling hoeft te verblijven.  Na toediening van de medicatie, ook de nieuwe medicatie, verloor klager alle energie en kwam hij zijn kamer niet meer uit. Hoewel de bijwerkingen van de huidige medicatie minder zijn, zijn ze er wel. Klager is van mening dat de dwangbehandeling niet bijdraagt aan verdere behandeling.

Subsidiair is niet voldaan aan de eis van proportionaliteit en subsidiariteit. Er lijkt niet te zijn gekeken naar alternatieven. In het verleden is klagers gezondheid sterk achteruitgegaan ten gevolge van de medicatie.

Hoe langer de dwangbehandeling duurt, hoe strenger aan de proportionaliteit moet worden getoetst, met name omdat een reguliere behandeling niet kan aanvangen en er geen uitzicht op verbetering is.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Bij toediening van olanzapine werd ook een minder manifest psychotisch beeld gezien, maar bleef klager veel op zijn kamer, waardoor verder weinig tot stand kon komen. Na wijziging van de medicatie is het gelukt om een therapeutische bloedspiegel te krijgen. Er is geen sprake meer van hallucinatoir gedrag en psychotische uitspraken. Er is sprake van een zodanige verbetering dat overplaatsing van de intensieve zorgafdeling naar een behandelafdeling voor vreemdelingen mogelijk wordt. Zijn gedrag is duidelijk verbeterd. Nu wordt gezien dat klager van zijn kamer komt en gesprekken heeft met anderen, ook met zijn persoonlijk begeleider. Klager wil alleen zijn behandelend psychiater niet spreken. Als klager nu op zijn kamer blijft, is dat omdat hij dat wil, niet vanwege de medicatie. Klager kan zich moe voelen, maar er is geen sprake van sedatie.

Er is geen zicht op het stoppen van medicatiegebruik. Daarvoor is ziektebesef en -inzicht nodig en dat heeft klager niet. Klager is tegen het gebruik van medicatie.

In het algemeen is het ingeval van schizofrenie zo dat bij elke exacerbatie een aanzienlijk risico op schade bestaat en de ziekte zich verder verdiept. Een onbehandelde psychose leidt tot verslechtering van de psychische gezondheid. 

Ingeval van a-dwangbehandeling vindt altijd vooraf toetsing plaats door een andere collega.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Het doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van een (dreigend) onmiddellijk gevaar, zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling (genoemd in artikel 26 en artikel 16b, onder b, Bvt).

Op grond van artikel 16c, vijfde lid, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a dwangbehandeling als uit overleg met de behandelend psychiater blijkt dat dit nodig is.

Uit de door en namens het hoofd van de instelling verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met schizofrenie en is zonder medicamenteuze behandeling floride psychotisch. Steeds heeft na het stoppen met medicatie een agressief incident plaatsgevonden, ook na het stoppen vanwege een gegrond verklaard beroep (de beroepscommissie leest: beklag; het beroep van het hoofd van de instelling tegen die gegrondverklaring is bij RSJ 1 december 2020, R-20/7084/TA gegrond verklaard).

Het gaat bij schizofrenie om een chronisch ziektebeeld waarbij een antipsychoticum niet in genezing resulteert maar in het verminderen tot volledig onderdrukken van klachten en symptomen, mits medicatiegebruik wordt voortgezet. Bij het stoppen van de medicatie kan het ziektebeeld onomkeerbaar toenemen. Onderhoudsmedicatie moet altijd onderdeel zijn van behandeling van schizofrenie, ook om verdere blijvende verslechtering van het beloop zo veel mogelijk te voorkomen. Dwangbehandeling is noodzakelijk. Klager is op basis van het ontbreken van ziektebesef en -inzicht niet in staat tot therapietrouw voor medicatie en bij hem heeft exacerbatie of recidief van de psychose in de voorgeschiedenis geresulteerd in gevaar voor zichzelf en zijn omgeving.

Gelet op het voorgaande en gezien de eerdere beslissingen om een a dwangbehandelingstraject te starten en voort te zetten, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de a-dwangbehandeling op 17 maart 2022 voort te zetten. Op grond van de stukken en de verklaring van de psychiater ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager, als hij geen antipsychotica zal innemen, weer psychotisch zal afglijden, waardoor het risico op incidenten zal toenemen en geen enkele vorm van behandeling zal kunnen plaatsvinden en een langdurig verblijf op een intensieve zorgafdeling in een tbs instelling dreigt. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van gevaar voor anderen en voor klager zelf dat hij maatschappelijk te gronde zal gaan.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van het hoofd van de instelling voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager weigert vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiater de enige manier is waarop het gevaar dat zijn stoornis klager doet veroorzaken kan worden weggenomen.

Tot slot is voldoende aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is en (alsnog) het gewenste effect kan bewerkstelligen. Gebleken is dat klagers toestandsbeeld en gedrag na adequate instelling op de huidige medicatie zijn verbeterd, in die zin dat hij van zijn kamer komt, contact met hem mogelijk is en een overplaatsing van de intensieve zorgafdeling naar een behandelafdeling voor vreemdelingen mogelijk wordt.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om de a dwangbehandeling voort te zetten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 3 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven