Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21750/GA, 21 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21750/GA          

Betreft [klager]

Datum 21 november 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de verlenging van de op 16 december 2020 opgelegde ordemaatregel voor de duur van acht dagen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 4 juni 2021 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2021-055). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Heerhugowaard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het beklag had betrekking op de verlenging van de op 16 december 2020 opgelegde  ordemaatregel van afzondering op eigen cel voor de duur van acht dagen. Klager is op 24 december 2020 negatief getest. De week daarvoor – met uitzondering van het luchtmoment – heeft klager continu in quarantaine gezeten. Met andere gedetineerden heeft klager in die periode geen nauw contact gehad. Tijdens het luchten droeg iedereen mondmaskers en werd grote afstand van elkaar gehouden.

De directeur heeft gesteld dat klager ondanks de negatieve test nog steeds besmet had kunnen zijn op 24 december 2020, omdat de incubatietijd van het COVID-19 virus tussen de twee en veertien dagen ligt. De incubatietijd is echter gemiddeld vijf tot zes dagen en die periode was al voorbij. Daarenboven was klager negatief getest, wat betekent dat hij op 24 december 2020 geen corona had.

Op de website van de rijksoverheid wordt over de betekenis van een negatieve coronatest – voor zover hier relevant - het volgende gesteld: ‘is de uitslag negatief? Dan had u op het moment van testen geen corona. U hoeft niet meer thuis te blijven. Maar blijf wel thuis als u meteen getest bent na nauw contact met iemand met corona. Pas als een test op de vijfde dag (of later) ook negatief is, mag u de quarantaine stoppen. Als u meteen getest bent nadat u een melding kreeg in de CoronaMelder-app, mag u pas als de test op de vijfde dag (of later) ook negatief is, de quarantaine stoppen’.

Klager was in ieder geval meer dan vijf dagen niet in contact geweest met medegedetineerden op het moment van testen. Daarom had de quarantaine in zijn geval niet verlengd moeten worden tot 3 januari 2021. De directeur had moeten volstaan met het verlengen van de quarantaine van de gedetineerden die weigerden zich te laten testen.

Klager heeft later vernomen dat de medische dienst niet geadviseerd heeft de quarantaine van degenen op de afdeling van klager die negatief getest waren na 24 december 2020 te verlengen. De quarantaine gedurende achttien dagen heeft op klager veel impact gehad. Hij mocht zijn cel in deze periode alleen dertig minuten per dag verlaten om te luchten. De directeur heeft daarover gesteld dat langer luchten niet mogelijk was omdat alle gedetineerden apart moesten luchten. Die informatie is onjuist. De besmette gedetineerden mochten samen luchten. De niet-besmette gedetineerden mochten in groepjes van maximaal zes personen luchten. Er waren verder diverse medegedetineerden die niet deelnamen aan de lucht. Volgens klager had de directeur daarom gemakkelijk kunnen en dus moeten voldoen aan het vereiste van artikel 49 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt zoals opgenomen in zijn verweerschrift in de beklagprocedure in beroep niet nader toegelicht. 

3. De beoordeling

In het klaagschrift wordt geklaagd over de verlenging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in eigen cel. Ter zitting van de beklagcommissie is deze klacht uitgebreid naar de omstandigheid dat klager maar een half uur per dag mocht luchten tijdens de ordemaatregel. De beroepscommissie overweegt dat een dergelijke uitbreiding van de klacht feitelijk een nieuwe afzonderlijke klacht inhoudt. Deze klacht had (tijdig) moeten worden ingediend bij de beklagcommissie. Klager zal dan ook in zoverre alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Horen

Artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist tot plaatsing in afzondering en de verlenging daarvan, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a of b, onderscheidenlijk tweede lid, van de Pbw. Het horen kan volgens het bepaalde in artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat.

In de bestreden beslissing staat vermeld dat klager niet door de directeur is gehoord met als reden om de onderliggende contacten tot een minimum te beperken om hiermee verdere besmettingen te voorkomen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is van de uitzonderingen om te horen niet gebleken. De in de beslissing vermelde reden van het niet horen rechtvaardigt niet een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord. Nu aan het vereiste van de hoorplicht niet is voldaan, is sprake van een formeel gebrek. Om die reden zal het beroep in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €7,50.

Inhoudelijk

Uit het verweerschrift van de directeur komt naar voren dat op 16 december 2020 aan klager een ordemaatregel van tien dagen plaatsing in afzondering is opgelegd omdat een medegedetineerde op zijn afdeling besmet bleek te zijn met het coronavirus. Op 24 december 2020 is deze ordemaatregel verlengd naar aanleiding van nieuwe besmettingen met het coronavirus van meerdere gedetineerden op klagers afdeling. De directeur kon hierbij niet uitsluiten dat er toch een vorm van nauw contact is geweest met de besmette gedetineerden.

Deze ordemaatregel gold voor alle gedetineerden op de afdeling met als doel om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Alle gedetineerden op de afdeling hebben een apart programma gekregen om te voorkomen dat het virus zich zou verspreiden.

Er is gekeken naar wat hen kon worden aangeboden om deze tijd zo goed mogelijk door te komen. Zo werden extra films gedraaid en extra fruit en pizza’s aangeboden. De mogelijk besmette collega’s zijn direct in thuisquarantaine gegaan. Over voornoemd beleid en genomen beslissingen is steeds nauw contact geweest met de afdeling Zorg. Dagelijks vindt overleg plaats in een speciaal ‘coronateam’. Tijdens de beklagzitting heeft de directeur in aanvulling daarop verklaard dat gedetineerden elkaar ook indirect, via de telefoon of deurknoppen konden hebben besmet. Er is het zekere voor het onzekere genomen.

Ten tijde van het ingediende klaagschrift – op 31 december 2020 – waren de aangescherpte maatregelen van kracht die door de Minister voor Rechtsbescherming zijn genomen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus (brieven van 6 oktober 2020, Kamerstukken II 2020/21, 24587 en 25295, nr. 784 en van 18 december 2020 (Kenmerk 3151696)). In navolging hiervan heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel landelijke maatregelen getroffen om grootschalige verspreiding van het virus binnen de inrichtingen te voorkomen, zoals het in quarantaine plaatsen van justitiabelen. Iemand die in contact is geweest met een besmettelijk persoon ontwikkelt na gemiddeld vijf tot zes dagen klachten (brief Minister voor Rechtsbescherming van 16 oktober 2020 (kenmerk 3059184)).

Op grond van artikel 24, derde lid, van de Pbw kan de directeur de afzondering, bedoeld in het eerste lid, op de grond van artikel 23, eerste lid aanhef en onder a of b, telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot afzondering nog bestaat. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat de plaatsing in afzondering voor klager gevolgen heeft, kan de beslissing tot verlenging van de ordemaatregel, in de gegeven omstandigheden, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Gelet op de toelichting van de directeur is voldoende aannemelijk geworden dat de verlenging noodzakelijk was in het belang van de gezondheid en veiligheid van gedetineerden, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting. De beroepscommissie merkt daarbij op dat het feit dat klager negatief getest is en stelt geen nauw contact te hebben gehad met medegedetineerden, daar niet aan af doet, aangezien er tijdens de quarantaineperiode toch een aantal gedetineerden op klagers afdeling bleek te zijn besmet met het virus. Daarmee kon een nieuwe besmetting niet worden uitgesloten. Het standpunt van klager dat de medische dienst niet heeft geadviseerd om de quarantaine te verlengen acht de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover het betreft de klacht wegens schending van het recht op luchten en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond wegens schending van de hoorplicht, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 21 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven