Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27324/GB, 5 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27324/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 maart 2022 beslist klager over te plaatsen naar de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 3 mei 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. D. van Elp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het staat nog helemaal niet vast dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De beslissing in de vreemdelingrechtelijke procedure is namelijk nog niet definitief. Deze procedure loopt in beroep. Burgers uit de Europese Unie (EU), zoals klager, genieten extra bescherming waar het gaat om hun verblijfsrecht. Dit betekent dat intrekking van het verblijfsrecht van burgers uit de EU moeilijker is dan intrekking van het verblijfsrecht van derdelanders. Klager heeft daarom wel een rechtmatig verblijf in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. 

In de beslissing op bezwaar geeft verweerder aan dat het verblijf in de locatie Klein Bankenbosch te Veenhuizen geen toegevoegde waarde heeft voor klager, omdat hij niet in gesprek kan gaan met de regievoerder. De reden is dat hij het simpelweg niet begrijpt en dat het onbegrip overgaat in frustratie. Hij spreekt de Nederlandse taal niet en voor een tolk wordt niet gezorgd. Het is dan ook onredelijk te stellen dat klager niet mee wil werken aan de interventies, terwijl hij het simpelweg niet begrijpt. 

Standpunt van verweerder
Verweerder verwijst naar de beslissing op bezwaar van 3 mei 2022 en de bijbehorende stukken. 

Daarbij komt dat door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is vastgesteld dat klager geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Op grond van artikel 67, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, wordt aan de ongewenstverklaring van klager het gevolg verbonden dat hij geen rechtmatig verblijf kan hebben zolang de ongewenstverklaring voortduurt. Dat klager mogelijk in afwachting van de uitkomst van de vreemdelingrechtelijke procedure niet kan worden uitgezet, brengt nog niet met zich mee dat hij daarom ook een rechtmatig verblijf in Nederland heeft. 

3. De beoordeling
Klager verbleef in de ISD van de locatie Klein Bankenbosch te Veenhuizen. Op 15 maart 2022 is hij naar de ISD van de PI Ter Apel overgeplaatst, omdat hij niet wilde meewerken aan recidiveverlagende interventies in de locatie Klein Bankenbosch en een langer verblijf aldaar geen toegevoegde waarde meer had.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
-    voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
-    een vrijheidsstraf; of
-    een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

Klager heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. Dat de beroepsprocedure en een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de beslissing tot ongewenstverklaring door de IND nog lopen, maakt dit niet anders, omdat in deze procedures – voor zover bekend bij de beroepscommissie – (nog) geen beslissingen zijn genomen. Dat klager eventueel de beslissing(en) op deze procedure(s) in Nederland mag afwachten, maakt dit niet anders. Klager voldoet dan ook aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in een VRIS-inrichting worden geplaatst. De PI Ter Apel is, net als de locatie Klein Bankenbosch, een VRIS-inrichting voor gedetineerden aan wie de ISD-maatregel is opgelegd.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat vreemdelingen aan wie de ISD-maatregel is opgelegd, in hun tweede fase van de maatregel vanwege een ‘optimale capaciteitsbenutting’ overgeplaatst worden naar de PI Ter Apel, afdeling ISD. Er is voor hen geen extramurale fase, omdat hun detentie niet is gericht op terugkeer in de Nederlandse samenleving. In de tweede fase worden zij voorbereid op de terugkeer naar het land van herkomst, en dat gebeurt – zo begrijpt de beroepscommissie uit de stukken – in beginsel vanuit de PI Ter Apel. 

Hoewel klager ten tijde van de bestreden beslissing de eerste fase van de ISD-maatregel nog niet helemaal had doorlopen, blijkt uit het selectieadvies van 2 maart 2022 dat hij medewerking aan alle recidiveverlagende interventies heeft geweigerd. Ook wilde klager niet in gesprek met de regievoerder van de Dienst Terugkeer & Vertrek. Een langer verblijf in de locatie Klein Bankenbosch had daarom geen toegevoegde waarde meer.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder van het selectieadvies uit heeft mogen gaan. Voor zover klagers raadsvrouw stelt dat er in de locatie Klein Bankenbosch niet voor een tolk werd gezorgd, geldt dat uit het selectieadvies volgt dat de gesprekken met klager plaatsvonden middels een tolkentelefoon, dan wel middels Nederlandssprekende taalgenoten van klager. 

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot overplaatsing van klager naar de PI Ter Apel. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 5 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven