Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23038/GA, 3 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/23038/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    3 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen 
a.    de beslissing van 11 juni 2021 tot oplegging van toezichtsmaatregelen in verband met zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen); en
b.    de plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 27 augustus 2021 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2021-000795). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Krimpen aan den IJssel, […], juridisch medewerker bij de PI Krimpen aan den IJssel, en […], eveneens juridisch medewerker bij de PI Krimpen aan den IJssel, gehoord op de digitale zitting van 31 maart 2022.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er zijn twee pijlers waarop zowel de oplegging van de GVM-maatregelen als de plaatsing op de AIT is gebaseerd: liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen. Inmiddels is het maanden later en is het klager nog steeds niet duidelijk waar het vermeende liquidatiegevaar op zou zijn gebaseerd. De grootste pijn zit voor klager echter in het vermoeden van voortgezet crimineel handelen. Er zou een telefoon zijn aangetroffen die tot klager herleidbaar zou zijn, maar hij is tot op heden niet uitgenodigd voor een verhoor (of anderszins hierover gehoord) en het is hem ook nog altijd niet duidelijk hoe men heeft bepaald dat de telefoon tot klager herleidbaar zou zijn of wat er op die telefoon is aangetroffen. Ook is het klager niet gebleken dat er een onderzoek naar hem loopt. Nu de belangrijkste pijler, het voortgezet crimineel handelen, niet is gemotiveerd, zijn ook de beslissingen tot oplegging van de GVM-maatregelen en tot plaatsing op de AIT onvoldoende gemotiveerd. De beslissingen zijn gebaseerd op een verdenking die er feitelijk helemaal niet is. De directeur stelt dat hij een (eigen) belangenafweging heeft gemaakt, maar klager ziet dat niet terug.   

Standpunt van de directeur
Veel van klagers argumenten lijken te zijn gericht tegen het feit dat klager op de GVM-lijst is geplaatst, terwijl dat de basis is voor zowel de oplegging van de GVM-maatregelen als voor de plaatsing op de AIT. Als klager het niet eens is met zijn plaatsing op de GVM-lijst dient hij dat aan te vechten door middel van het voeren van een kort geding tegen de Staat, nu dit een beslissing van het Operationeel Overleg betreft waartegen geen beroep openstaat. Klagers GVM-status is voor de directeur een gegeven. De directeur heeft vervolgens een eigen belangenafweging gemaakt die tot oplegging van de GVM-maatregelen heeft geleid. De maatregelen zien niet alleen op voortgezet crimineel handelen, maar ook op het liquidatiegevaar. Zo wordt klager beveiligd vervoerd en mag hij niet zelfstandig over de afdeling lopen. De oplegging van de GVM-maatregelen en de plaatsing op de AIT lopen tot op zekere hoogte synchroon, nu ook de AIT-plaatsing is gebaseerd op (de informatie omtrent) het liquidatiegevaar en het voorgezet crimineel handelen. Deze informatie heeft de directeur doen besluiten om klager in een kleinere setting te plaatsen waarin meer toezicht op klager kan worden gehouden. Klager verblijft sinds 10 december 2021 – weliswaar met behoud van GVM-maatregelen – weer op een reguliere afdeling, omdat de risico’s op dat moment lager werden ingeschat. Het onderzoek naar de tot klager herleidbare telefoon loopt nog.     

3. De beoordeling
Beklag a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beklag b.
De AIT is, zo volgt uit informatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen, een afdeling die kleinschaliger is dan andere afdelingen en is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. Het doel van dit intensieve toezicht is om te voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie, waarbij de nadruk ligt op het bewaren van de orde en veiligheid. De plaatsing van een gedetineerde op de AIT betreft een interne overplaatsing en geschiedt aldus door de directeur. Hoewel het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet bij een interne (over)plaatsing niet verplicht is, acht de beroepscommissie dit – zoals zij reeds overwoog in RSJ 21 maart 2022, 21/22583/GA – gelet op de aard van een plaatsing op de AIT wel wenselijk. Dit dient ertoe dat de motivering voor een gedetineerde afdoende inzichtelijk wordt.

De directeur heeft ter motivering van de beslissing tot plaatsing van klager op de AIT toegelicht dat klager op de GVM-lijst was geplaatst met status ‘hoog’, dat concrete en actuele informatie voorhanden was waaruit volgde dat mogelijk sprake was van een acute dreiging op klagers leven, dat buiten de inrichtingsmuren bekend zou zijn geweest op welke cel klager verbleef en dat concreet bekend zou zijn welke middelen bij een eventuele aanslag op klagers leven zouden worden gebruikt. Dit liquidatiegevaar zou het gevolg zijn van mogelijk voortgezet crimineel handelen door klager. Naar deze verdenking en een telefoon die tot klager te herleiden zou zijn, werd op het moment van de bestreden beslissing nog onderzoek gedaan. Een en ander maakte, zo heeft de directeur toegelicht, dat het wenselijk werd geacht om klager in een kleinere setting te plaatsen waarin het mogelijk was om meer toezicht op hem te houden. Klager heeft niet weersproken dat de aanleiding voor en noodzaak tot zijn plaatsing op de AIT aan hem zijn uitgelegd.     

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan voormelde motivering de beslissing tot plaatsing van klager op de AIT dragen. Het feit dat aan de plaatsing van klager op de AIT nagenoeg dezelfde informatie en motivering als aan de oplegging van de GVM-maatregelen aan klager ten grondslag ligt, maakt op zichzelf niet dat de plaatsing op de AIT niet deugdelijk zou zijn gemotiveerd. Zowel plaatsing op de AIT als de oplegging van de GVM-maatregelen hebben immers tot doel om (nader) toezicht op een gedetineerde te kunnen uitoefenen, zodat enige overlap in de motivering van beide beslissingen voor de hand ligt. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart het beroep inzake beklag b. eveneens ongegrond en bevestigt ook in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, zij het met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 3 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven