Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22195/GA, 14 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22195/GA

Betreft [klager]

Datum 14 november 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 19 maart 2020 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

De beklagrechter bij de PI Vught heeft op 29 juni 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (VU 2020/678). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de juridisch medewerker bij de PI Vught, klager en (via een telefonische verbinding) - als waarnemer van klagers raadsvrouw mr. J.J. Serrarens - mr. H.M.S. Cremers gehoord op de zitting van 15 juni 2022 in de PI Lelystad. Als toehoorder was aanwezig (…), lid van de Raad.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De uitgebreide celinspecties vallen niet standaard binnen het regime van de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG). Uit artikel 2.3.3 van de huisregels van de BPG-afdeling van de PI Vught volgt dat steekproefsgewijs uitgebreide celcontroles plaatsvinden. Bij klager vindt maandelijks een uitgebreide celinspectie plaats. Deze celinspecties zijn doelmatig, omdat ze noodzakelijk zijn in verband met de GVM-maatregelen.

Daarnaast is het binnen afdeling A – waar klager destijds verbleef – wel degelijk mogelijk om een aanstelling in een speciale baan te krijgen, te weten die van afdelingsreiniger. Als afdelingsreiniger zou klager de hele dag vrij kunnen rondlopen en heeft hij toegang tot iedereen. Hierdoor zou klager teveel vrijheden krijgen. Daarnaast is het niet mogelijk om als afdelingsreiniger op een andere afdeling te werken. Dan zou diegene moeten worden overgeplaatst.

De directeur heeft een belangenafweging gemaakt alvorens voornoemde maatregelen aan klager op te leggen.

Standpunt van klager

De inhoudelijke behandeling van het beroep vindt pas vijfentwintig maanden na de bestreden beslissing plaats, terwijl aan klager beperkingen worden opgelegd. Een dergelijk trage afhandeling schaadt het vertrouwen in de rechterlijke colleges die deze zaak beoordelen.

Daarnaast is de advocatuur gehouden aan strikte termijnen voor het indienen van gronden, terwijl de directeur telkens om een termijn voor het indienen van de gronden kan verzoeken.

Er moet aanleiding zijn om aan gedetineerden GVM-maatregelen op te leggen. De BPG-afdeling in de PI Vught is niet de plek voor gedetineerden met de GVM-status ´hoog´. Het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 2019 is opgewarmd naar het rapport van 2020. Uit navraag bij de directeur blijkt dat sprake is van ´latent´ liquidatiegevaar. Het is de vraag wat het nut van een maandelijkse uitgebreide celinspectie is, als klager zich hierop kan voorbereiden. Deze – stelselmatige en niet doelmatige – inspecties zijn een structurele aantasting van klagers persoonlijke vrijheid (vlg. EHRM 8 april 2003, M.M. t. Nederland, EHRC 2003/45). De cel is de enige plek waar een gedetineerde privacy heeft. Gelet hierop is sprake van strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Daarnaast is het voor gedetineerden met een GVM-status niet mogelijk om afdelingsreiniger te worden, enkel bij hoge uitzondering. Uit de belangenafweging blijkt niet dat is onderzocht of klager kon worden aangesteld in andere banen dan speciale banen. Klager begrijpt niet waarom hij wel met anderen mag luchten en douchen, maar geen vrijheid in de vorm van een baan mag hebben. Hij genoot vrijheden, omdat hij een gunfactor had.

Gelet op het voorgaande ontbreekt de noodzaak om aan klager deze toezichtmaatregelen op te leggen.

3. De beoordeling

Voor zover in beroep wordt geklaagd over de termijn waarin de beroepscommissie op het beroep heeft beslist, overweegt de beroepscommissie dat de wetgever geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan het niet spoedig doen van een uitspraak door de beroepscommissie. De beroepscommissie betreurt evenwel dat de uitspraak in beroep lang op zich heeft laten wachten.

Ten aanzien van het indienen van gronden door de directeur overweegt de beroepscommissie als volgt. De directeur heeft op 8 juli 2021 tijdig pro forma beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagrechter die op 1 juli 2021 naar partijen is verzonden. De beroepscommissie heeft de directeur op 12 juli 2021 een termijn gegund om de gronden van het beroep uiterlijk 2 augustus 2021 in te dienen. Op 2 augustus 2021 heeft de directeur de gronden van het beroep ingediend. Gelet hierop heeft de directeur binnen de aan hem gegunde termijn gemotiveerd beroep ingesteld.

Inhoudelijk

In beroep zijn gelet op de uitspraak van de beklagrechter aan de orde de volgende toezichtmaatregelen die aan klager per beslissing van 19 maart 2020 in het kader van klagers GVM-status aan hem zijn opgelegd:

- Uitgebreide celinspectie: één keer per maand;

- Geen aanstelling in speciale banen.

De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de beslissing van de directeur tot oplegging van de GVM-maatregelen voldoende duidelijk wordt waarom de betreffende maatregelen aan klager worden opgelegd. Uit de beslissing volgt dat klager op de GVM-lijst is geplaatst vanwege deelname aan een criminele organisatie en liquidatiegevaar. Daarnaast is klagers GVM-status op grond van een GRIP-rapport van 9 maart 2020, adviezen van het Operationeel Overleg, het Openbaar Ministerie en de selectiefunctionaris, opgeschaald van ´verhoogd´ naar ´hoog´, omdat hij Telio-gesprekken voert waarvan de inhoud niet te duiden is en vragen oproepen over voortgezet crimineel handelen in detentie. Zo wordt er in de gesprekken versluierd gesproken met verschillende personen over – vermoedelijk criminele – zakelijke/financiële zaken. Naar deze telefoongesprekken wordt nader onderzoek gedaan. Daarnaast is klager verdachte in een lopend onderzoek naar een liquidatie. Vorenstaande heeft de directeur betrokken in zijn belangenafweging, evenals het horen van klager voorafgaand aan het nemen van de beslissing.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard omdat – kortgezegd – de noodzaak voor het opleggen van deze maatregelen ontbreekt nu deze maatregelen al van toepassing zijn in het BPG-regime waarin klager verblijft.

De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat een plaatsing op een BPG-afdeling een ander doel heeft dan het opleggen van GVM-maatregelen (RSJ 26 november 2021, 21/19702/GA). De directeur heeft toegelicht dat de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen niet door zijn plaatsing op de BPG-afdeling kunnen worden ondervangen, nu op die afdeling de mogelijkheid bestaat tot aanstelling in een speciale baan en uitgebreide celinspecties niet standaard binnen het regime van de BPG-afdeling vallen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog (geheel) ongegrond verklaren. De aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de toezichtmaatregelen uitgebreide maandelijkse celinspectie en geen aanstelling in speciale banen gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 14 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. S. Bijl en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven