Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3245/TA, 28 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3245/TA

betreft: [klager] datum: 28 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 november 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting of de Pompestichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting en [...], zorgmanager bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de separatie van klager ingaande op 25 juli 2007 en de (aaneensluitende) afzondering van klager ingaande op 30 juli 2007 tot 2 augustus 2007.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing tot separatie van klager is niet door het hoofd van de inrichting en derhalve onbevoegd genomen. Deze bevoegdheid mag niet gedelegeerd worden. Verwezen wordt naar het advies van de RSJ inzake de strafbevoegdheid in penitentiaire
inrichtingen van 19 juli 2007 en de uitspraak van de beroepscommissie van 30 november 1999, C99/148. Klagers gedrag gaf geen aanleiding om hem te separeren. Het voornemen bestond om klagers benzodiazepinen rigoureus af te bouwen. Vóór de separatie was
pas 1 mg. Diazepam afgebouwd; 40 mg. Temazepam is afgebouwd na aanvang van de separatie. Dit was de eerste keer dat de Pompestichting een afbouwpoging ondernam. Klager heeft over de rigoureuze afbouw een klacht ingediend bij het medisch tuchtcollege
dat
de klacht nog in behandeling heeft. Hij is ‘zenuwpatiënt’ en heeft die medicatie niet voor niets. Hij kreeg die medicatie al 28 jaar. Hij heeft een deel van zijn medicatie inmiddels weer teruggekregen.
De separatie heeft plaatsgevonden na een conflictueuze situatie met een medepatiënt. De medepatiënt deed moeilijk over een afwasborstel. Dit was geen aanleiding voor een conflict, maar wel voor een discussie over de afwasborstel. Klager ontkent zelf
geduwd te hebben of opmerkingen te hebben geplaatst. Hij is netjes naar zijn kamer gelopen.
De beslissing om klager te separeren is summier gemotiveerd. Verwezen wordt naar de wettelijke aantekeningen over de medepatiënt en de verklaring van de medepatiënt, die wordt overgelegd aan de beroepscommissie. Volgens de medepatiënt was er alleen
maar
sprake van een woordenwisseling. De medepatiënt verklaart dat klager hem niet heeft geslagen of geprobeerd heeft te slaan. Merkwaardig is dat klagers wettelijke aantekeningen in concept overgelegd zijn aan de beroepscommissie, terwijl klager daarop nog
niet heeft kunnen reageren. Klager heeft zijn behandelcoördinator wel uitgescholden, maar niet bedreigd. In de wettelijke aantekeningen is niets terug te zien van agressie. Sinds 2005 is er geen sprake meer van agressieve incidenten. Het kunnen
reageren
op het concept van de wettelijke aantekeningen is een recht, geen bijzondere service. Hoe later de wettelijke aantekeningen worden opgesteld des te kleiner is de mogelijkheid om te reageren.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing tot separatie is bevoegd genomen. Het betreft een voorbehouden handeling maar het hoofd van dienst, dat de beslissing heeft genomen, is aangewezen als plaatsvervanger van het hoofd van de inrichting.
De uitspraak C99/148 heeft betrekking op de disciplinaire strafbevoegdheden en heeft geen betrekking op de oplegging van ordemaatregelen als in de onderhavige zaak aan de orde.
Het reageren op de wettelijke aantekeningen is geen wettelijk recht. Inrichtingen zijn verplicht om ex artikel 5 Rvt wettelijke aantekeningen op te stellen, maar het laten reageren van patiënten op de aantekeningen is een soort service.
Er was al langer sprake van medicatieafbouw, maar klager wilde daar niet aan. Nadat klager een terugval had gehad, is besproken om alle slaapmiddelen af te bouwen. Er is voorzichtig afgebouwd.
De aanleiding voor de separatie wordt erg gebagatelliseerd door klager. De situatie tussen de twee verpleegden was potentieel gevaarlijk. Klager is niet agressief geweest gedurende zijn verblijf in de huidige inrichting, maar daarvoor wel. Hij uit wel
eens ernstige bedreigingen aan het adres van personeel en medepatiënten. De wettelijke aantekeningen zijn laat uitgewerkt in verband met een achterstand op de afdeling. Ze zijn nu met spoed uitgewerkt om de raadsvrouw en klager ter wille te zijn.

3. De beoordeling
Voorzover klagers beroep betrekking heeft op de beslissing om klagers medicatie af te bouwen -de beklagcommissie heeft zich hier niet over uitgesproken- overweegt de beroepscommissie dat dit geen beklagwaardige beslissing als bedoeld in de artikelen
56
en 57 Bvt betreft en dat klager in zoverre niet in het beklag kan worden ontvangen. Overigens heeft klager terzake al een klacht ingediend bij het medisch tuchtcollege.

Op grond van artikel 7, vierde lid, onder b, Bvt is een beslissing tot separatie voorbehouden aan het hoofd van de inrichting of diens plaatsvervanger. Uit het schrijven van 2 januari 2007 blijkt dat het betreffende hoofd van dienst formeel is
aangewezen als plaatsvervanger van het hoofd van de inrichting. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van een onbevoegd genomen beslissing.

Voor het overige wordt overwogen dat, zoals uit de stukken en de behandeling ter zitting aannemelijk is geworden, een woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen klager en een medepatiënt, waarbij klager een dreigende houding heeft aangenomen. Dit is
door klager onvoldoende weersproken. Niet aannemelijk is geworden dat klager, zoals door hem is gesteld, louter een passieve rol bij het incident zou hebben gespeeld. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de bovenbeschreven conflictueuze
situatie, het hoofd van de inrichting redelijkerwijs tot het oordeel heeft kunnen komen dat de separatie en de aaneensluitende afzondering van klager in verband met de orde en de veiligheid in de inrichting noodzakelijk waren. Daarbij komt dat aan de
eisen van proportionaliteit is voldaan, nu klager, zodra de separatie niet meer noodzakelijk werd geacht, in afzondering is geplaatst en deze afzondering, toen de noodzaak daartoe niet meer aanwezig was na enkele dagen, is beëindigd. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager voorzover het beklag gericht is tegen de afbouw van medicatie niet-ontvankelijk in het beklag en verklaart voor het overige het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de
gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R. Weenink en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven