Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2792/GM, 28 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2792/GM

betreft: [klager] datum: 28 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de Detentieboot Stockholm te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 oktober 2007 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De tandarts verbonden aan de Detentieboot Stockholm heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 7 augustus 2007, betreft het niet (afdoende) behandelen van een beschadigde tand.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager vindt dat zijn tand hersteld had moeten worden. Dat zou wat hem betreft voor zijn rekening mogen zijn gebeurd. Klager is immers verzekerd. Klager kon er overigens niets aan doen dat de tand gebroken is. Hij heeft voorafgaand aan zijn plaatsing
op
een meerpersoonscel, aangegeven niet bij die betreffende gedetineerde geplaatst te willen worden. Klager wist dat die gedetineerde agressief was. Men heeft hem toch in die cel geplaatst, met als gevolg dat die medegedetineerde klagers tand heeft
gebroken. De betreffende tand is overigens nog niet getrokken. Klager krijgt, doordat de tand niet hersteld wordt, ook last van zijn tandvlees. Een en ander is inmiddels al weer acht maanden geleden gebeurd. Klager die op grond van de Vreemdelingenwet
gedetineerd is, weet niet wanneer hij in vrijheid gesteld wordt. Hij is bang dat er onherstelbare schade wordt toegebracht aan zijn gebit.

De tandarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Bij klager is naar aanleiding van een vechtpartij een tand afgebroken. De tandarts heeft de tand behandeld en de scherpe hoeken afgerond. Hij heeft klager geadviseerd een opbouwkroon te laten vervaardigen na detentie. Klager is uitgelegd dat hij
tijdens
detentie niet in aanmerking komt voor het plaatsen van een kroon omdat daarvoor geen toestemming wordt gegeven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast klager een beschadiging heeft aan zijn gebit. De tandarts heeft dit indertijd reeds aangegeven. Hij heeft toen, na de scherpe hoeken van de afgebroken tand te hebben afgerond, aangegeven dat er op zich aanleiding zou zijn
voor het plaatsen van een opbouwkroon, maar dat dit niet mogelijk was omdat daarvoor – gelet op het te dien aanzien geldende beleid – geen toestemming zou worden gegeven door het ministerie. Hoewel de inschatting van de tandarts, dat geen machtiging
voor het plaatsen van een kroon zal worden verleend, op zich niet onjuist is, ontslaat dit hem niet, gelet op de instructies behorende bij en deel uitmakende van de overeenkomst mondzorg van het Ministerie van Justitie, van de verplichting om die
machtiging aan te vragen. Pas na het negatieve besluit van het ministerie mag de tandarts dan aan klager mededelen dat de betreffende verrichting niet kan worden verricht. Gelet daarop dient het beroep op formele gronden gegrond te worden verklaard.
Materieel gezien moet worden geoordeeld dat de tandarts toen, gelet op de aard en ernst van de aandoening, op zich adequaat – en mitsdien voldoende zorgvuldig – heeft gehandeld. Gelet daarop worden er geen termen aanwezig geacht voor het toekennen van
een tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft ter zitting, na visueel onderzoek door het tandartslid van de Raad, vastgesteld dat zich ten aanzien van klagers gebit inmiddels een situatie dreigt voor te doen, waarin een behandeling van klagers gebit dringend noodzakelijk
is geworden. Zulks ter voorkoming van onherstelbare schade aan dat gebit. Zij geeft de tandarts van de inrichting waar klager thans verblijft in overweging, om klagers klachten, voorzien van een behandelvoorstel, voor te leggen aan het ministerie met
het doel een machtiging voor die noodzakelijke behandeling te verkrijgen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij stelt vast dat er geen termen zijn voor het vaststellen van een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, P. Hanedoes, tandarts, en drs. J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven