Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3422/GM, 28 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3422/GM

betreft: [klager] datum: 28 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 december 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis De Marwei heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 oktober 2007, betreft het klager niet arbeidsongeschikt verklaren terwijl klager in de vorige inrichting arbeidsongeschikt is verklaard voor de verdere duur van
zijn detentie en hij buiten detentie eveneens arbeidsongeschikt is verklaard.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager is sinds 9 juli 2006 gedetineerd. Klager verbleef tot 11 oktober 2007 in het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen. Klager nam daar in eerste instantie deel aan de arbeid. Hij is toen door zijn slechte gezondheid arbeidsongeschikt geraakt. De
inrichtingsarts heeft daar toen verklaard dat klager voor de rest van zijn detentie arbeidsongeschikt was. Klager heeft veel lichamelijke problemen, die veroorzaakt zijn door een door hem in 1992 opgelopen schotwond. Hij had toen vijf of zes kogels in
zijn been zitten. Toen klager in De Marwei kwam, werd hij daar arbeidsgeschikt verklaard. Hij moest daar matjes oprollen en inpakken. Tijdens de arbeid had hij veel pijn. Die pijn trekt dan ook door naar zijn rug. Klager gebruikt pijnstillers. Op dit
moment verblijft klager in het Pieter Baan Centrum (PBC). Daar hoeft hij niet te werken. Op 7 maart 2008 is de opname in het PBC voorbij en keert hij terug naar De Marwei. Klager begrijpt niet dat de arts in De Marwei hem arbeidsgeschikt verklaart.
Klager is niet onderzocht; hij heeft alleen een gesprek gehad met de arts. Klager is voor zijn (pijn)klachten niet bij een neuroloog geweest. De lichamelijke klachten blijven sinds het letsel in 1992 eigenlijk stabiel. Klager is buiten detentie
arbeidsongeschikt verklaard. Klager heeft buiten detentie een WA-jonguitkering. Klager is door zijn klachten echt niet in staat om te werken.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is op 11 oktober 2007 overgeplaatst vanuit Almere naar De Marwei. Op 17 september 2007 is hij – door de inrichtingsarts van Almere – arbeidsongeschikt verklaard tot het einde van zijn detentie. Omdat uit de arbeidsongeschiktheidsverklaring niet
bleek op welke gronden deze beslissing was genomen, is klager onderzocht. Naar aanleiding van dat onderzoeken is door de arts geen contra-indicatie voor zittend werk geconstateerd. De arts heeft informatie opgevraagd bij klagers eigen huisarts en de
revalidatiearts die klager heeft behandeld. Blijkens de van deze artsen ontvangen informatie hoeft zittend werk geen problemen op te leveren. Gelet daarop is de arts van mening dat klager, met beperkingen, arbeidsgeschikt is. Deelname aan de arbeid
wordt voor klager in het belang van zijn gezondheid geacht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de inrichtingsarts, alvorens over te gaan tot het arbeidsgeschikt verklaren van klager, eigen onderzoek heeft gedaan. Daartoe is klager onderzocht, is de eerder afgegeven arbeidsongeschiktheidsverklaring tegen het
licht gehouden en zijn klagers huisarts en de behandelend revalidatiearts geraadpleegd. Naar aanleiding van dat onderzoek is de arts op goede gronden tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding bestond om klager volledig arbeidsongeschikt te
verklaren en dat klager, met beperkingen, deel kon nemen aan de arbeid.
Voor zover klager heeft aangevoerd dat hij door de inrichtingsarts van het huis van bewaring Almere-Binnen, tot het einde van detentie arbeidsongeschikt is verklaard en dus ook in de gevangenis De Marwei als arbeidsongeschikt dient te gelden, miskent
deze stelling dat de inrichtingsarts van het h.v.b. Almere-Binnen met betrekking tot dit onderwerp slechts bindende uitspraken kan doen over de arbeids(on)geschiktheid in het h.v.b. Almere-Binnen. De arts van de volgende inrichting dient met het
oordeel
van de arts van de eerdere inrichting rekening te houden, maar hij heeft een eigen verantwoordelijkheid en dient een eigen oordeel te vellen over de arbeids(on)geschiktheid van in ‘zijn’ inrichting verblijvende gedetineerden. Voldoende aannemelijk is
geworden dat de inrichtingsarts van de gevangenis De Marwei de eerdere beslissing van de arts van het h.v.b. Almere-Binnen bij zijn uiteindelijke beslissing over klagers arbeidsgeschiktheid heeft meegewogen.
Voor zover klager heeft aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt diende te worden verklaard omdat hij buiten detentie een WA-jonguitkering toegekend heeft gekregen, geldt dat voor de toekenning van die uitkering niet alleen kennelijk een andere reden heeft
gegolden dan klagers – op zich bestaande – medische klachten maar dat bovendien geen directe relatie met de arbeid in detentie kan worden vastgesteld. Dit is daarom geen reden voor een arbeidsongeschiktheidsverklaring tijdens detentie.
Op grond van het vorenstaande, één en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven