Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0106/GM, 28 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/106/GM

betreft: [klager] datum: 28 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 januari 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2008, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn klager noch de inrichtingsarts verschenen.
Klager heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk om aanhouding van de behandeling verzocht, omdat hij van oordeel is dat hij niet met regulier gedetineerdenvervoer naar de zitting kan worden vervoerd.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Tilburg heeft de beroepscommissie een schriftelijke reactie op het beroep doen toekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 november 2008, betreft:
a. het wijzigen en/of niet verstrekt krijgen van de juiste maagmedicatie; en
b. het niet verstrekken van een aangepast matras in verband met klagers rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht schriftelijk nader toegelicht en het volgende nog aangevoerd.
Klager verzoekt allereerst om aanhouding van de behandeling van het beroep, dit in verband met zijn heupklachten en zijn algemene gezondheidstoestand. De inrichtingsarts wil echter geen aanwijzing voor alternatief vervoer geven. Klager is van mening
dat
hij niet met een busje van de Dienst Vervoer en Ondersteuning kan reizen. Klager krijgt zijn medicatie inmiddels wel tijdig verstrekt. Het betreft echter andere medicatie dan zijn huisarts hem heeft voorgeschreven.
Klager wenst voorts nog te klagen over het feit dat hij door de inrichtingsarts (tot tweemaal toe) niet wordt verwezen naar de KNO-arts in het ziekenhuis in Tilburg.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, schriftelijk nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager krijgt sinds zijn binnenkomst in de inrichting, op 19 oktober 2007, maagmedicatie verstrekt. Vanwege aanhoudende klachten is deze medicatie door de inrichtingsarts gewijzigd per 1 november 2007. Op verzoek van klager is die medicatie per 5
november 2007 definitief vastgesteld. Met betrekking tot het verzoek om een extra matras, geldt dat klager geen informatie aan de inrichtingsarts heeft verstrekt waaruit de noodzaak voor een extra of aangepast matras blijkt. Ook de rapportage van het
Neuro Orthopaedisch Centrum in Bilthoven biedt hierover geen uitsluitsel of advies. Klager maakt overigens sedert enige tijd gebruik van een extra matras.
De klacht met betrekking tot het niet verwijzen of vervoeren naar de KNO-arts is nog niet ter bemiddeling aan de medisch adviseur voorgelegd.

3. De beoordeling
Met betrekking tot het verzoek om aanhouding van de behandeling overweegt de beroepscommissie dat zij geen aanleiding ziet voor een toewijzing van dat verzoek. Klager is in de gelegenheid gesteld om – door tussenkomst van de DV&O – de zitting van 3
maart 2008 bij te wonen. Dat klager geen gebruik wenst te maken van het hem geboden vervoer is, bij ontstentenis van een medische verklaring omtrent de wenselijkheid van andersoortig – meer voor klager geschikt – vervoer, voor zijn eigen rekening en
risico. Het verzoek om aanhouding wordt daarom, temeer nu de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht, afgewezen.

Met betrekking tot onderdeel a van de klacht overweegt de beroepscommissie dat noch uit hetgeen door klager naar voren is gebracht noch uit het medisch dossier van klager of de inlichtingen van de inrichtingsarts kan worden afgeleid dat onzorgvuldig is
omgegaan met klagers maagmedicatie. De enkele omstandigheid dat klager problemen met zijn maag heeft is voor die conclusie onvoldoende.

Ten aanzien van onderdeel b van de klacht geldt dat uit de overgelegde stukken en het medisch dossier een duidelijk beeld met betrekking tot klagers ziektebeeld naar voren komt. Uit die stukken kan niet worden afgeleid dat er voor de arts een medische
aanleiding aanwezig zou moeten worden geacht om ten aanzien van klager een extra of aangepast martras voor te schrijven. De beslissing om dat niet te doen kan daarom niet onzorgvuldig worden genoemd.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre
ongegrond worden verklaard.

Voor zover klager heeft bedoeld beroep in te stellen tegen het niet verwijzen of vervoeren van klager naar de KNO-arts in het ziekenhuis te Tilburg geldt dat klager daaromtrent eerst om bemiddeling dient te verzoeken bij de medisch adviseur van het
Ministerie van Justitie. Nadat deze heeft bemiddeld kan klager, na ontvangst van het bemiddelingsverslag, beroep instellen bij de Raad. Klager kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in zijn beroep. De beroepscommissie zal het beroepschrift
doorzenden naar de medisch adviseur, met het verzoek in dit onderdeel van de klacht te bemiddelen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af. Zij verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a en b van de klacht en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van het niet verwijzen
c.q.
vervoeren naar de KNO-arts. Zij zal het beroepschrift doorzenden naar de medisch adviseur met het verzoek om in dit onderdeel van de klacht alsnog te bemiddelen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven