Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23903/TR, 13 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23903/TR

Betreft [klager]

Datum 13 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 oktober 2021 de verleende machtiging transmuraal verlof, ingetrokken.

Klagers raadsman, mr. P.P. van Rhijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en mr. J. Perenboom, landsadvocaat, namens verweerder, gehoord op de zitting van 25 mei 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Klager heeft afstand gedaan van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In het verzoek om intrekking van de verlofmachtiging van 4 augustus 2021 van FPC Dr. S. van Mesdag wordt ingegaan op de terugplaatsing van klager voor een time-out op 16 april 2020. Er waren verdenkingen van mogelijk delictgerelateerd gedrag. Ook zou klager ongewenst toenadering hebben gezocht tot de (ex-)vriendin van zijn dochter. Klager is het hier niet mee eens. De behandelcoördinator is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken. Klager heeft te maken gehad met allerlei verdenkingen zonder dat hem precies is verteld waar het nu om ging, zodat hij dus ook niet goed de mogelijkheid had zich hiertegen te verweren.

In voornoemd intrekkingsverzoek komt ook COSA (Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid: een intensief begeleidingstraject dat wordt ingezet bij de re-integratie van zedendaders) aan bod en dat klager hieromtrent ‘welwillend’ is. Klager geeft aan dat hij, al voordat er enige time-out was geweest, veelvuldig heeft gevraagd naar het opstarten van COSA. Het personeel heeft klager toen aangegeven hiermee aan de slag te (zullen) gaan, maar klager heeft hier tot zijn grote frustratie en teleurstelling nog steeds niets op vernomen. Dat klager welwillend is, is daarom ook een understatement: hij heeft bij herhaling gevraagd om deze specifieke begeleiding.

Verder komt een incident aan bod dat op 6 november 2020 heeft plaatsgevonden. Klager zou provocerend gedrag hebben vertoond en zich niet juist hebben opgesteld. Klager is misschien wat onhandig uit de hoek gekomen, maar alleen met de bedoeling om het op te nemen voor een of meerdere medebewoners. Hij heeft gezegd dat het personeel zich niet kleinerend zou moeten opstellen tegen sommige bewoners, en daar was het personeel toen niet van gediend, zo stelt klager.

De kwestie over het gebruik van een smartphone door klager is al eerder zowel bij de commissie van toezicht als bij de RSJ aan de orde geweest. Klager heeft over het in bezit hebben van deze telefoon bij herhaling melding gemaakt bij het personeel. Hier is toen niet op geacteerd. De directie stelt zich op het standpunt dat klager deze telefoon tegen de afspraken in bezit had, maar het is het personeel zelf geweest dat klager deze telefoon in handen heeft gegeven. Wat hier ook allemaal van zij, de afspraken rond het gebruik en bezit hebben van deze telefoon zijn niet duidelijk geweest, en dat wordt klager nu opnieuw tegengeworpen.

Wat betreft het ‘alcoholvrij bier-incident’, is klager het in het geheel niet eens met waar hij hiervan wordt beschuldigd. Het beroep over deze kwestie is bij de RSJ bekend onder nummer 21/24336/TA. Klager merkt op dat in de brief naar voren komt dat er ook veel periodes zijn waarin klager zich op een positieve manier heeft ontwikkeld. Klager wil niets liever dan deze draad weer oppakken, ook omdat hij sterk het gevoel heeft op een andere plek helemaal opnieuw te moeten beginnen. Inmiddels verblijft klager acht maanden op Helperdiep 4 en hij is hier goed op zijn plek. Klager heeft goed contact met zijn sociotherapeuten en zijn behandelcoördinator. Verder stelt klager zijn verantwoordelijkheid te nemen en open te zijn in zijn communicatie en graag mee te willen werken. Klager wil met name hierom op deze afdeling blijven, om vanuit hier zijn resocialisatie verder vorm te geven. Belangrijk is ook dat zijn vriendin van wie hij veel steun heeft, in de buurt woont, en bekend is met de FPC Dr. S. van Mesdag. Klager wenst ten slotte ook graag alsnog COSA op te starten.

De opsomming van incidenten laat inderdaad ruis zien, maar er zijn ook periodes geweest dat het goed met klager ging. De transmurale voorziening is geen goede plek voor klager geweest, er is nooit een goede klik met het personeel geweest.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar het verzoek d.d. 4 augustus 2021 van FPC Dr. S. van Mesdag tot beëindiging van de machtiging transmuraal verlof. Ondanks brede therapeutische inzet, heeft klager zijn impulsen zo nu en dan nog steeds niet helemaal onder controle. Klager is geplaatst op de transmurale voorziening van de instelling. Ondanks dat het klager goed ging, hij zijn werk uitvoerde en er geen bijzonderheden kwamen uit de controles bij verloven, is hij op 16 april 2020 voor een time-out teruggeplaatst binnen de instelling. Er waren verdenkingen van mogelijk delictgerelateerd gedrag. Uit controles komt naar voren dat klager meermaals contact heeft gehad met de ex-vriendin van zijn dochter. De ex-vriendin is geen slachtoffer, maar er is wel sprake van een geschiedenis van ongewenste toenadering. Klager heeft een nieuw account aangemaakt op datingsites en heeft spam gekregen van (volwassen) porno. Klager lijkt niet geprofiteerd te hebben van de behandeling, het lijkt een hardnekkige situatie.

Het geschetste beeld komt tevens naar voren uit het overplaatsingsverzoek van de instelling van 29 december 2021. Er is sprake van een keten/patroon van meerdere voorvallen van ruis dan wel het schenden van afspraken en overtreden van voorwaarden gedurende klagers resocialisatie op het moment dat er sprake is van toenemende vrijheden.

Er is sprake van een impasse in de behandeling. Klagers impulsiviteit en recalcitrant gedrag vormen een aanhoudend probleem, dit patroon is niet doorbroken in de kliniek. Er is sprake van een patroon van niet-transparant en onbetrouwbaar, regelovertredend en risicovol gedrag bij klager en het is niet gelukt dit patroon te doorbreken, ondanks verschillende pogingen daartoe. De verloven zijn vanaf 2018 meerdere malen opgeschort en na nieuwe (verscherpte) afspraken weer opgestart. Kort daarna bleek dat klager sociale media had gebruikt zonder dit te bespreken met het behandelteam. Na verlening van de machtiging transmuraal verlof in december 2019 bleek dat klager veel tijd op het internet besteedde. Er waren verdenkingen van het bezoeken van pornosites en van het door klager weer actief zijn op datingsites. Op meerdere momenten is met klager het gesprek aangegaan over zijn gedrag en de gevolgen daarvan voor het transmuraal verlof.

Het goed opstarten van COSA is al in 2020 als voorwaarde gesteld voor het terugkeren naar de transmurale voorziening na een time-out. Klager heeft destijds aangegeven welwillend te zijn, maar slechts twee weken na zijn terugplaatsing heeft hij provocerend gedrag vertoond jegens een sociotherapeut en heeft hij zich niet aan de eerder gemaakte afspraken gehouden. De instelling heeft klager na een nieuwe time-out opnieuw een kans gegeven, maar klager verviel in januari 2021 in oud gedrag toen hij in conflict raakte met sociotherapie en hij geen aanwijzingen meer wilde opvolgen. Na de eerdere vruchteloze periode kan van de kliniek niet verwacht worden dat zij de therapie opnieuw opstart. Dat de kliniek volgens klager de therapie ondanks herhaalde verzoeken nooit zou hebben opgestart, volgt in ieder geval niet uit de stukken.

Het incident met betrekking tot het bezit van alcoholvrij bier, staat niet op zichzelf. Er is sprake van een patroon. De kliniek heeft klager voldoende gelegenheid gegeven te laten zien dat hij om kan gaan met toegenomen vrijheden. Daar lijkt klager op het moment nog niet klaar voor.

Klager schetst een beeld dat hij continu pech heeft gehad, maar een constante in dit patroon is wel klager zelf. Dat er schuld voor de ontstane ruis bij het personeel en medepatiënten zou liggen, komt uit de stukken niet naar voren.

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Hij verblijft op dit moment in FPC Pompestichting te Nijmegen. Verweerder had sinds 3 december 2019 een machtiging voor transmuraal verlof verleend. Verweerder heeft deze machtiging op 18 oktober 2021 ingetrokken.

Op grond van artikel 53, derde lid, van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden (hierna: de Regeling) kan verweerder een verlofmachtiging intrekken wegens overtreding van de verlofvoorwaarden.

De beroepscommissie dient in beroep te beoordelen of deze beslissing in strijd is met de wet dan wel onredelijk of onbillijk is (artikel 69, vijfde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) in verbinding met artikel 66, tweede lid, van de Bvt). Daarbij moet naar haar oordeel de ernst van de overtreding van de verlofvoorwaarden zeer zorgvuldig worden afgewogen tegen het belang van klager bij voortzetting van het verlof. Daarbij geldt dat ook de samenleving belang heeft bij het niet verstoren van een (op zichzelf) goed lopende resocialisatie.

Uit de stukken waaronder het verzoek van 4 augustus 2021 van FPC Dr. S. van Mesdag aan verweerder tot intrekking van de verlofmachtiging, komt naar voren dat klager meermalen regelovertredend en delictgerelateerd gedrag heeft laten zien. Deze incidenten hebben meermaals geleid tot een time-out dan wel opschorting van het transmuraal verlof door het hoofd van de instelling. Een terugplaatsing naar de transmurale voorziening heeft, zo constateert de beroepscommissie, er niet toe geleid dat een verder verblijf op de transmurale voorziening zonder incidenten plaatsvond. Voor klager moet duidelijk zijn geweest dat zijn houding en gedrag hiervoor de aanleiding vormden. Niet aannemelijk is geworden dat de oorzaken bij derden (medepatiënten of personeel) liggen, of in de onduidelijkheid van de aan hem gestelde voorwaarden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 13 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M.R. Daniel en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven