Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25499/TB, 13 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/25499/TB           

Betreft [klager]

Datum 13 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPK Assen dan wel FPC Van der Hoeven Kliniek. 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 21 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 25 mei 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager beschikte over een onbegeleid verlof kader en verbleef op een resocialisatie afdeling. De instelling heeft recent besloten een aanvraag voor een LFPZ-status in te dienen. Klager kan zich hier niet mee verenigen. De procedure voor de LFPZ-status zal minimaal zes tot negen maanden gaan voortduren. In deze tijd ligt zijn traject stil. De wachtlijsten voor plaatsing in de LFPZ-voorziening te Zeeland zijn opgelopen tot meer dan een jaar.

Vanaf klagers plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag werd duidelijk dat hij geen eerlijke kans zou krijgen. In 2018 zijn de rapportages van psychiater G. en psycholoog De G. uitgebracht, die spreken over een nieuwe resocialisatie, een overplaatsing naar FPK Assen of de transmurale afdeling van de Van Mesdagkliniek. Klager moest lang wachten tot zijn plaatsing in de Van Mesdagkliniek. Een aanvraag voor begeleid en onbegeleid verlof werd door de interne commissie afgewezen. Klager werd overgeplaatst van de instroomafdeling naar een behandelafdeling om de behandeldruk op te voeren. Op de verlengingszitting tbs heeft het hoofd behandeling gezegd dat na een paar maanden opnieuw begeleid en onbegeleid verlof zou worden aangevraagd. De rechtbank heeft de tbs-maatregel daarop met één jaar verlengd. In 2020 is de tbs-maatregel door de rechtbank met twee jaar verlengd, maar het Gerechtshof heeft dat teruggedraaid. Na zes maanden verblijf op de instroomafdeling en drie verschillende hoofden behandeling verder, is klager op de behandelafdeling geplaatst. Ook daar heeft hij in een paar maanden tijd drie verschillende hoofden behandeling gehad. De combi aanvraag begeleid en onbegeleid verlof werd wederom afgewezen. Er volgde enkel in juni 2020 begeleid verlof na 15 maanden verblijf in de instelling.

Daarna is gekozen voor een koerswijziging van het traject. De interne commissie was het niet eens met de PJ-rapporteurs wat betreft FPK Assen of het snel opstarten van een resocialisatietraject met onbegeleid verlof. De koers werd gewijzigd naar een zeer langzame en stapsgewijze opbouw van vrijheden. Het Gerechtshof heeft de tbs-maatregel met één jaar verlengd met ferme woorden. Zij stellen vast dat sinds de overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek door wisselend beleid er nauwelijks resocialisatie van de grond is gekomen en dat de instelling afwijkt van de adviezen in de PJ-rapportages.

De instelling adviseert in 2021 de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen. De twee rapporteurs zijn echter van mening dat klager dat jaar overgeplaatst moet worden naar de transmurale voorziening en dat er dan het jaar daarop een voorlopige beëindiging van de tbs kan worden onderzocht. De instelling wijkt hiervan af en houdt vast aan haar eigen koers.

Het verlof en het gehele traject is door de aanvraag longstay stilgelegd. Klager raakt gefrustreerd door het zeer trage verloop binnen de instelling. Hij mist zijn familie, vriendin en moeder. Om deze reden is hij van de verlofplanning afgeweken. Hij heeft eenmaal koffie gedronken met zijn moeder en familie na de zitting van de rechtbank. Zijn auto was daadwerkelijk kapot, maar hij heeft daarover steeds goed contact gehouden met de instelling. Klager is na een belastende dag nog geen tien minuten bij zijn moeder geweest en heeft een vriend opgehaald om hem te vergezellen op reis. Deze vriend is wel degelijk een gescreend netwerkpersoon.

Klager is niet uit op het geld van zijn moeder noch op wraak. De zus van klager vertoont juist problematisch gedrag ten aanzien van de erfenis. Klager maakt zich hier ernstige zorgen om. Hij heeft een advocaat in de arm genomen en handelt daarin op keurige wijze. De zus van klager heeft hem valselijk beschuldigd, waardoor het verlof tijdelijk was stilgelegd en na onderzoek weer was opgestart. Klager mocht echter niet meer naar zijn moeder.

Klager heeft met maatschappelijk werk een conflict gehad omdat een verlof naar de moeder op zijn verjaardag eerst was goedgekeurd, maar dit een dag van tevoren werd ingetrokken.

Klager geeft aan dat er nimmer positieve uc’s zijn geweest. Verlof is op die grond nooit stil gelegd. Hij heeft overigens nooit een uitdraai van de uitslagen ontvangen. Er is aan hem slechts één positieve uc mondeling gemeld. Ook die uitslag heeft hij ondanks klagers verzoek daartoe nooit op papier ontvangen. Op de afdeling werd veel 3MMC door medepatiënten gebruikt. Zij konden allemaal wel hun traject voortzetten. Klager heeft uit frustratie geroepen dat hij ook gebruikt had. Dit was echter alleen om een reactie te ontlokken, maar volgens klager dus onjuist. Klager heeft gemeld dat zijn vriendin een paar keer op het werk is geweest. Ook het incident waarbij een medewerker een portemonnee kwijt was, is besproken met de staf. De incidenten zijn dus of onjuist neergezet dan wel moeten deze in een bepaalde context worden geplaatst. Dit alles is daarom onvoldoende om zijn traject stil te leggen.

Klager zou na zijn overplaatsing van FPC De Kijvelanden naar FPC Dr. S. van Mesdag direct in de transmurale voorziening worden geplaatst. Maar een nieuw hoofd behandeling heeft dat geblokkeerd. De combinatie van begeleid en onbegeleid verlof werd afgewezen. Klager ontvangt sinds december 2020 geen behandeling, hij wil daar weg. Klager wil een kans krijgen.

Standpunt van verweerder

De beslissing tot afwijzing van het verzoek om overplaatsing is op goede gronden genomen. Verweerder merkt op dat onderhavig beroep niet ziet op de LFPZ-aanvraag. Klager kan in deze procedure dus niet opkomen tegen de LFPZ-aanvraag of mogelijke toekenning van de LFPZ-status.

Psychiater G. gaf in zijn rapportage uit 2018 aan dat het van belang was om klager over te plaatsen naar de transmurale afdeling van de Van Mesdagk om binnen een strak gestructureerde en gecontroleerde setting te bezien in welke mate klager in staat is tot zelfstandigheid en tot welk niveau hij hierbij ondersteuning en controle nodig heeft. De kans van slagen van het geadviseerde resocialisatietraject hing dan ook in grote mate af van de inzet en het gedrag van klager. Ook psycholoog De G. adviseerde het inzetten van een resocialisatietraject in de Van Mesdag of FPK Assen. Vanuit de transmurale voorziening van de Van Mesdag kan middels een overzichtelijk stappenplan worden toegewerkt naar een beschermende of zelfstandige woonomgeving waarbij het risicomanagement goed vorm te geven is.

In november 2018 verzoekt FPC De Kijvelanden klager over te plaatsen. Klager heeft verschillende keren de voorwaarden om veilig te resocialiseren geschonden. De kliniek geeft daarnaast aan dat op basis van de verschillende mislukte resocialisatiepogingen de problematiek van klager moeilijk bewerkbaar is gebleken en de risico’s op herhaling nog altijd te groot zijn om de tbs op te heffen.

Met de overplaatsing van klager naar FPC Dr. S. van Mesdag start zijn derde behandelpoging na de eerdere mislukte pogingen in FPC Van der Hoeven Kliniek en FPC De Kijvelanden. Tijdens zijn laatste verblijf is met het toekennen van meer vrijheden deze behandelpoging stuk gelopen. Het verblijf in de huidige kliniek lijkt in eerste instantie goed te verlopen en de kliniek is positief over klager. De kliniek is er vanaf de start op gericht om klager de juiste behandeling en begeleiding te bieden en op verantwoorde en benodigde stapsgewijze manier in de transmurale voorziening te plaatsen. Zowel psycholoog De G. als psychiater Van O. geven in hun PJ-rapportages van juli 2021 aan dat de maatregel van klager met 1 jaar verlengd dient te worden om het ingezette beleid van de kliniek op korte termijn te kunnen toetsen en bij positief verloop te kunnen bezien of een voorwaardelijke beëindiging aan de orde kan zijn.

Gelet op het verlengingsadvies en de rapportages werd plaatsing naar de transmurale voorziening als de aangewezen volgende stap voor klager gezien. Daarbij wordt opgemerkt dat voor het slagen van deze volgende stap, de transmurale voorziening, het doorzetten van de positieve lijn door klager noodzakelijk is. Uit de PJ-rapportages volgt overigens niet dat het ingezette beleid van de kliniek werd gezien als traag. Enige tijd hierna blijkt echter dat de positieve lijn niet langer aan de orde is. Op 14 december 2021 verzoekt de kliniek namelijk om het intrekken van de machtiging onbegeleid verlof wegens het meermaals (fors) overschrijden van de voorwaarden. Klager zou onder meer hebben afgeweken van zijn verlofplanning, geen openheid van zaken geven, een ongeoorloofde SD-kaart in zijn bezit hebben gehad en middelen hebben gebruikt.

Ook uit de reactie op het verzoek tot overplaatsing door de kliniek van 13 januari 2022 volgt dat de positieve lijn van klager helaas is doorbroken wegens het schenden van voorwaarden en achteruitgaan van zijn functioneren.

Gelet op het voorgaande is overplaatsing van klager naar FPK Assen niet aan de orde. Opnieuw is klager bij het toekennen van meer vrijheden niet in staat gebleken zijn verantwoordelijkheid te pakken en is de poging om naar resocialisatie toe te werken wederom niet geslaagd. De kliniek acht het recidiverisico onverminderd hoog en ziet geen verdere behandelmogelijkheden. Op 17 februari 2022 is de longstay aanvraag goedgekeurd door de interne toetsingscommissie van de kliniek. Met het oog op een mogelijke LFPZ-plaatsing ligt een overplaatsing op dit moment niet in de rede.

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar FPK Assen of FPC Van der Hoeven Kliniek. De aanleiding voor het overplaatsingsverzoek is, zo begrijpt de beroepscommissie, de beslissing van FPC Dr. S. van Mesdag tot het indienen van een aanvraag voor een LFPZ-status voor klager.

De beroepscommissie merkt op dat tegen deze aanvraag geen beroep openstaat. Pas nadat verweerder een beslissing heeft genomen tot de plaatsing van klager in een LFPZ-voorziening heeft klager de mogelijkheid hiertegen op te komen. Een dergelijke beslissing is nog niet genomen. In onderhavig beroep kan daarom alleen aan de orde komen of de afwijzing van het verzoek om overplaatsing door verweerder bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk of onbillijk moet worden beoordeeld.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Uit de stukken blijkt dat de plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag klagers derde behandelpoging betreft die aanvankelijk goed lijkt te verlopen, maar daarna gelet op de reactie van de instelling d.d. 13 januari 2022 op het overplaatsingsverzoek, vastloopt door enkele incidenten waarbij klager verlofvoorwaarden niet is nagekomen. De instelling spreekt van een behandelimpasse. Klager is onbetrouwbaar en zijn kernproblematiek is onveranderd gebleken.

De beroepscommissie merkt op dat klagers plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag in lijn is met de adviezen van de PJ-rapporteurs uit 2018. De intentie van de instelling was – zo begrijpt de beroepscommissie – te koersen op een traject naar (zelfstandig) begeleid wonen van klager. De beroepscommissie begrijpt klagers teleurstelling dat hij niet direct is geplaatst in de transmurale voorziening van de instelling, maar op de resocialisatieafdelingen Helperdiep 4 en later Helperdiep 5. Gelet op de door de instelling beschreven incidenten en het verloop van de behandeling volgt de beroepscommissie klager niet in zijn stelling dat de instelling hem geen kans heeft geboden.

Nu de instelling ervoor heeft gekozen klager aan te melden voor een LFPZ-status heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat een overplaatsing naar een andere behandelinstelling op dit moment niet aan de orde is. De door klager beschreven loop van zaken sinds zijn plaatsing in de instelling, kan niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat de procedure voor de toekenning van de LFPZ-status en - indien het verzoek wordt toegekend - de plaatsing in een LFPZ-voorziening voorziet in de nodige waarborgen, waarbij eerst wordt onderzocht of er (nog) mogelijkheden zijn voor behandeling. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder al dan niet vooruitlopend op deze procedure in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing tot afwijzing van de overplaatsing heeft mogen komen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 13 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M.R. Daniel en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven