nummer: 08/695/GV
betreft: [klager] datum: 25 april 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 maart 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is zich ervan bewust dat hij veel fouten heeft gemaakt gedurende zijn detentie. Voorheen dacht klager niet na over de consequenties van zijn daden, maar de laatste maanden doet hij niets anders. Klager is vader en realiseert zich dat hij zich op
een volwassen en verantwoordelijke manier behoort te gedragen. Klager gaat de laatste maanden met andere mensen om en hij stelt zich anders op en voelt zich rustig. Klager studeert en heeft daar plezier in. Klager heeft er begrip voor dat de
mogelijkheid tot verlof geweigerd is. Klager doet de laatste maanden zijn uiterste best. Klager wil graag beoordeeld worden voor de positieve dingen. Klager wil graag een kans om te bewijzen dat hij daadwerkelijk veranderd is.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen, omdat uit de stukken van de inrichting is gebleken dat klager moeite heeft om de regelgeving te volgen. Klager heeft in één jaar tijd vijf rapporten gekregen wegens werkweigering, geweld ten opzichte van een medegedetineerde,
betrokkenheid bij een massale vechtpartij, een positieve urinecontrole op THC en het gooien van een stofzuiger naar een personeelslid, omdat deze er wat van zei toen klager op een stofzuiger zat. Er wordt onderzocht of het mogelijk is om klager in een
begeleide woonvorm te plaatsen om nog enigszins tot een redelijke manier van resocialisatie te komen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel heeft geen bezwaar ten aanzien van klagers verlofaanvraag.
Het bureau Terugdringen Recidive (TR) heeft een negatief advies gegeven, omdat de Risc heeft aangegeven dat er een hoog recidive-risico is. Klager pleegde overwegend vermogensdelicten, die voortkwamen uit financieel gewin. Omdat klager de Nederlandse
taal slecht beheerst, heeft TR nog geen interventies kunnen inzetten, die zich richten op het terugdringen van het gevaarsrisico. Hiermee blijft recidive bestaan. Tevens heeft de gedragsdeskundige aangegeven dat gedraginterventies geen zin hebben.
De politie heeft schriftelijk laten weten geen bezwaar te hebben.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaar en zes maanden met aftrek, wegens – kortweg – gekwalificeerde diefstal, poging tot zware mishandeling en bedreiging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 januari 2009.
Aansluitend dient hij eventueel twee dagen gijzeling te ondergaan op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de inrichtingsrapportage blijkt dat klager regelmatig betrokken is geweest bij incidenten. Uit de TR-rapportage blijkt dat klagers gedrag aan het veranderen is in positieve zin, maar dat dit te kort is om vast te stellen of de gedragsverandering
permanent is. Het laatste incident vond plaats op 14 januari 2008. Tevens blijkt uit dezelfde rapportage dat uit het Risc-onderzoek naar voren komt dat er een hoge kans op recidive bestaat. In de rapportage wordt verder geconcludeerd dat het stellen
van
doelen dan wel het formuleren van op gedragsverandering gerichte interventies geen zin heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat het voorgaande een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de mededelingen van ‘geen
bezwaar’ van de inrichting en politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag thans rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld
in artikel 4 onder c, d en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 april 2008
secretaris voorzitter