Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28166/SGA, 7 juli 2022, schorsing
Uitspraakdatum:07-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28166/SGA

Betreft verzoeker

Datum 7 juli 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft

a.  aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van groepsactiviteiten, voor de duur van twee weken, teneinde de informatie omtrent verzoekers persoon en zijn ontsnapping volledig te kunnen krijgen en het kunnen monitoren van verzoekers gedrag, ingaande op 3 juli 2022 om 15.30 uur en eindigend op 17 juli 2022 om 15.30 uur;

b.  beslist verzoeker op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) te plaatsen.

Verzoekers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (IJ-2022-001035) en van de nadere reactie van verzoekers raadsvrouw.

2. De beoordeling

Voor zover namens verzoeker is verzocht om een mondelinge behandeling van het schorsingsverzoek, overweegt de voorzitter dat zij zich voldoende ingelicht acht om een beslissing op het schorsingsverzoek te kunnen nemen. Daarnaast overweegt de voorzitter dat de schorsingsprocedure een spoedprocedure is waarin in beginsel geen ruimte is voor een nadere uitwisseling van standpunten tijdens een mondelinge behandeling van het verzoek. De voorzitter wijst het verzoek in zoverre af.

De voorzitter stelt verder voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Ten aanzien van a.

Uit de stukken volgt dat verzoeker per 3 juli 2022 in de PI Krimpen aan den IJssel is geplaatst, nadat hij is aangehouden door de politie na een recente ontvluchting vanuit de Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Pompestichting te Nijmegen. Verzoeker volgt de eerste twee weken op de AIT een individueel programma. In de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel staat dat deze verlengd of verkort kan worden, afhankelijk van verkregen informatie over verzoeker en/of zijn gedrag.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij het niet eens is met de opgelegde ordemaatregel. Daarnaast is de opgelegde ordemaatregel te zwaar.

Gelet op het voorgaande, en gelet op de inhoud van de overige stukken in het dossier, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk geworden dat de opgelegde ordemaatregel op dit moment noodzakelijk is. De voorzitter zal het verzoek onder a. afwijzen.

Ten aanzien van b.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat de directeur beslist heeft verzoeker na binnenkomst in de PI Krimpen aan den IJssel op de AIT te plaatsen. Op grond van de artikelen in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is de directeur daartoe bevoegd en worden er aan een dergelijke interne overplaatsing op grond van de Pbw geen eisen gesteld, aldus de directeur. De AIT is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben, om te voorkomen dat zij criminele activiteiten tijdens detentie voortzetten. De directeur voert aan dat verzoeker op de AIT is geplaatst, omdat hij recent is ontvlucht uit FPC de Pompestichting en verzoeker na zijn aanhouding door de politie medische omstandigheden heeft geveinsd op grond waarvan hij naar een ziekenhuis zou moeten. Namens verzoeker wordt dit ontkend en is aangevoerd dat niet valt in te zien hoe een plaatsing op de AIT - waarbij hij dus op dit moment ook is uitgesloten van deelname aan groepsactiviteiten - kan bijdragen aan het monitoren van verzoeker en zijn gedrag. 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur voldoende gemotiveerd waarom verzoeker op de AIT geplaatst diende te worden. Naar het voorlopig oordeel kan de beslissing van de directeur daarom niet op voorhand onredelijk of onbillijk worden geacht. Het verzoek onder b. zal worden afgewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 7 juli 2022 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven