Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23036/GM, 1 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/23036/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    1 september 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)    

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts van de locatie Roermond (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet is gezien door de dienstdoende GGD-arts op 18 juli 2021 na een val uit zijn bed op zijn rechterpols.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. De beroepscommissie heeft op 8 augustus 2022 de inrichtingsarts schriftelijk verzocht om nadere inlichtingen. Op 11 augustus 2022 is een reactie namens de inrichtingsarts op het secretariaat van de RSJ ontvangen die ter kennisneming  naar klager is gestuurd

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is in de nacht van 18 juli 2021 uit zijn bed gevallen en terecht gekomen op zijn rechterpols. De dienstdoende GGD-arts heeft toen de beslissing genomen klager niet te zien, terwijl klager hevige pijn had en zijn pols opgezwollen en rood geworden was. De inrichtingsarts, die hem de volgende dag heeft gezien, heeft wel adequaat gehandeld door klager te verwijzen naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. Klagers rechterpols was eerder al meerdere malen gebroken en na een operatie opnieuw gebroken. Op de foto was weliswaar geen nieuwe breuk te zien, maar vanwege het ontbreken van vergelijkingsmateriaal kon er geen precieze beoordeling gemaakt worden. Gelet op de eerdere breuk, valpartijen en slijtage, kan er geen twijfel over bestaan dat klagers val verdere schade aan zijn rechterpols heeft veroorzaakt. Klager moest al twee keer een jaar wachten op een operatie. Er is nu sprake van functieverlies en hij krijgt nog een plaat in zijn rechterpols, waardoor hij alleen nog zijn vingers kan bewegen. Klager hoeft geen financiële compensatie, hij wil alleen dat wordt erkend dat beter gehandeld had kunnen worden. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager heeft van 17 maart 2021 tot 16 september 2021 in de PI Zuid Oost verbleven. De inrichtingsarts heeft klager gedurende zijn verblijf in de PI enkele keren gezien in verband met zijn handklachten. Klager heeft op 9 september 2020 een operatie aan zijn linkerhand gehad. Hij is op 23 februari 2021 op controle geweest bij de orthopeed in het Zuyderland ziekenhuis in verband met aanhoudende pijnklachten aan zijn rechterpols. Er is toen afgesproken om een CT-scan van zijn hand te maken en hem daarna te opereren. De datum en urgentie van de operatie wordt bepaald door de behandelend specialist. De medische dienst heeft daar geen invloed op. Het is zeer goed mogelijk dat zijn operatie niet eerder heeft kunnen plaatsvinden in verband met uitstel van reguliere zorg door corona. Niet gesteld kan worden dat klager in de PI Roermond onvoldoende medische zorg heeft ontvangen. Hij heeft toegang tot de medische dienst gehad en deze heeft hem geholpen en verwezen. Het advies en behandelplan van de orthopeed is daarbij gevolgd. 

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts verzocht om de verslaglegging van de dienstdoende GGD-arts met betrekking tot de situatie in de avond van 18 juli 2021, die in het medisch dossier ontbreekt. Namens de inrichtingsarts is in de schriftelijke reactie aangegeven dat het niet mogelijk is om aan deze verslaglegging te komen. Als de betreffende ANW-arts niet goed verslag heeft gedaan, dan is het helaas niet beschikbaar. 

3. De beoordeling
Klager is op 18 juli 2021 uit zijn bed gevallen en heeft daarbij zijn rechterhand en pols bezeerd. Klager geeft in zijn klacht aan dat de GGD-arts telefonisch is geconsulteerd die, zonder hem te hebben gezien, alleen paracetamol heeft voorgeschreven. 

Van het telefonisch consult met de GGD-arts op 18 juli 2021 is in het medisch dossier geen melding terug te vinden. Uit het medisch dossier volgt dat klager de volgende dag, 19 juli 2021, door de inrichtingsarts is gezien. Er was sprake van toenemende pijn en een zwelling van de rechterhand van klager. De inrichtingsarts heeft klager daarom doorverwezen naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. 

De beroepscommissie heeft bij de inrichtingsarts verzocht om de verslaglegging van het telefonisch consult van de GGD-arts van 18 juli 2021, maar dat is niet beschikbaar. De beroepscommissie acht het niet zorgvuldig dat het telefonisch consult niet in het medisch dossier is terug te vinden. Daardoor kan de beroepscommissie niet een oordeel vormen over de vraag of de arts die avond naar klager toe had moeten komen of dat met het telefonisch consult, zoals dat nu is gegaan, kon worden volstaan. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.


Deze uitspraak is op 1 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit  mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven