Nummer 22/28102/GB
Betreft [klaagster]
Datum 6 juli 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 19 mei 2022 klaagster opgeroepen om zich op 7 juli 2022 te melden in de locatie Nieuwersluis, voor het ondergaan van in totaal 28 dagen gevangenisstraf.
Klaagster heeft verzocht om uitstel van haar melddatum. Verweerder heeft dat verzoek op 23 juni 2022 afgewezen.
Klaagster raadsman, mr. D.C. Vlielander, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
De beroepscommissie heeft op 4 juli 2022 bij verweerder gevraagd of klaagster naar het oordeel van het Openbaar Ministerie (OM) na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn hoger beroep heeft ingesteld. De reactie van verweerder en (via verweerder) de reacties van het Centraal Justitieel Incassobureau(CJIB)/Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE) en van het OM zijn op 4 juli 2022 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen. Deze zijn aan klaagster en haar raadsman toegezonden.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster is opgeroepen om zich te melden voor twee strafzaken (parketnummers [parketnummer] en [parketnummer]). Deze strafzaken komen haar niet bekend voor. Zij is bij verstek veroordeeld. In dat kader is verzocht om uitstel bij de Divisie Individuele Zaken. Het verzoek is afgewezen, omdat in beide zaken de akte van uitreiking is ondertekend door klaagster. Zij betwist uitdrukkelijk dat zij deze handtekening heeft geplaatst. Haar raadsman heeft namens klaagster in beide zaken hoger beroep ingesteld.
Klaagster verzoekt om uitstel van de melddatum voor zolang het hoger beroep loopt. Zij dient immers ter zitting een eerlijke kans te krijgen om de strafzaken aan te vechten. Het is onrechtmatig als zij in de tussentijd gedetineerd zou moeten zitten.
Standpunt van verweerder
Verweerder heeft aan het OM verzocht om de betekende dagvaardingen te verzenden. Die zijn op 22 juni 2022 ontvangen en bij de stukken gevoegd. In de aktes van uitreiking staat dat de dagvaardingen waarop de veroordelingen zijn gevolgd aan de geadresseerde zijn uitgereikt. Vanwege corona is deze wijze van betekening ingevoerd (zie Stcrt. 2020/25138). Klaagsters naam staat erbij met een handtekening. Verweerder is er redelijkerwijs van uitgegaan dat zij op de hoogte was van de noodzaak tot tenuitvoerlegging (vergelijk RSJ 2 september 2019, 19/4524/GB).
Klaagster is sinds 17 januari 2022 respectievelijk 25 maart 2022 (data uitspraken) bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Ondanks dat zij hoger beroep heeft ingesteld, was zij ervan op de hoogte dat zij een gevangenisstraf zou moeten ondergaan. Zij heeft daarom ruimschoots de gelegenheid gehad om maatregelen en voorzieningen te treffen om de consequenties van de aanstaande detentie op te vangen. Bovendien is het aan het gerechtshof om te beslissen of het deze zaak ook als hoger beroep gaat behandelen en of er opschortende werking wordt verleend.
Verweerder heeft een e-mail overgelegd van het OM waarin staat dat klaagster niet binnen veertien dagen hoger beroep heeft ingesteld en dit daarom geen reden is om de tenuitvoerlegging op te schorten. Verweerder heeft ook een e-mail overgelegd van het CJIB/AICE.
3. De beoordeling
De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.
Klaagster wil graag uitstel van haar melddatum, omdat zij niet bekend was met de strafzaken op grond waarvan zij is veroordeeld tot gevangenisstraffen en omdat zij in hoger beroep is gegaan tegen deze uitspraken.
De beroepscommissie stelt vast dat de dagvaarding (met tenlastelegging) inzake parketnummer [parketnummer] rechtsgeldig is uitgereikt op 18 oktober 2021. Ook de dagvaarding (met tenlastelegging) inzake [parketnummer] is rechtsgeldig uitgereikt op 28 februari 2022. Klaagster heeft getekend voor ontvangst van beide dagvaardingen. Daarmee was zij op de hoogte van de strafzaken en de zittingsdata. Derhalve kan klaagsters standpunt dat zij niet bekend is met de strafzaken niet worden gevolgd.
Door klaagster is op 22 juni 2022 hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 17 januari 2022 en 25 maart 2022. Op grond van artikel 6:1:16, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) kan de tenuitvoerlegging van een vonnis bij verstek gewezen, indien de dagvaarding aan de verdachte in persoon is betekend (artikel 366, tweede lid, aanhef en onder a., van het WvSv), geschieden na de uitspraak. Door hoger beroep wordt de tenuitvoerlegging opgeschort. Het OM heeft in de door verweerder overgelegde e-mail echter vastgesteld dat het hoger beroep is ingesteld na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn. Daarom heeft verweerder er, gelet op het bepaalde in artikel 6:1:16, vierde lid, aanhef en onder b., in samenhang met het eerste en het derde lid, van het WvSv, in redelijkheid van uit mogen gaan dat de vonnissen onherroepelijk zijn en heeft verweerder klaagster in redelijkheid kunnen oproepen om zich te melden voor het ondergaan van de opgelegde gevangenisstraffen, voordat op het hoger beroep is beslist.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 6 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter