Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26477/GB, 5 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/26477/GB          

Betreft [klager]

Datum 5 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 15 maart 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Toen klager vanuit het arrestantenregime van de PI Grave in een reguliere gevangenis werd geplaatst, was de PI Dordrecht ook al zijn eerste voorkeur. Met het oog op de capaciteit kon hij daar destijds niet worden geplaatst. Het kan klager niet worden verweten dat hij destijds de locatie Esserheem te Veenhuizen als tweede voorkeur heeft opgegeven en dat hij geen bezwaar heeft ingesteld tegen zijn plaatsing daar, nu een bezwaar geen schorsende werking heeft en de termijnen zodanig lang zijn dat niet binnen een reële termijn een voorziening had kunnen worden getroffen.

Er is niet gebleken van omstandigheden die afwijking van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) rechtvaardigen.

In een aanvullend schrijven heeft klagers raadsman een brief van klagers moeder en een schrijven van haar huisarts van 29 maart 2022 overgelegd.

Standpunt van verweerder

Klager is op 15 december 2021 conform zijn tweede voorkeur in de locatie Esserheem geplaatst. Tegen die beslissing is geen bezwaarschrift ingediend, ondanks dat klager ervan op de hoogte was dat hij daarmee verder van zijn sociale netwerk zou worden geplaatst. Die consequentie heeft hij dus aanvaard. Klager was toen (hoogstwaarschijnlijk) ook al op de hoogte van de financiële situatie van zijn vriendin. Hij had kunnen weten dat de reiskosten hoger zouden zijn dan wanneer hij een andere inrichting in de buurt van Breda had opgegeven als tweede voorkeur. Het kan verweerder dan ook niet worden tegengeworpen dat klager niet conform artikel 25, zevende lid, van de Regeling is geplaatst.

In het beroepschrift wordt niet (met stukken) onderbouwd dat klagers vriendin geen financiële middelen heeft om hem te bezoeken. Klagers moeder is al langere tijd slecht ter been. Er is geen (recent) advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur) aanwezig waaruit blijkt dat zij niet in staat is om hem te bezoeken. Op 4 september 2020 achtte de medisch adviseur een overplaatsing op medische gronden niet noodzakelijk. De verklaring van 29 maart 2022 is niet getoetst door de medisch adviseur. Klager heeft hier bij zijn overplaatsingsverzoek van 20 januari 2022 ook niet om verzocht.

In het overplaatsingsverzoek geeft klager aan dat zijn tweede voorkeur uitgaat naar de PI Heerhugowaard. Het is niet duidelijk hoe dit zich verhoudt tot klagers sociale netwerk, dat zich in Breda bevindt.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de locatie Esserheem. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Dordrecht, omdat hij dan (gemakkelijker) bezoek kan ontvangen van zijn moeder en van zijn vriendin.

Op één plaats in het selectieadvies staat ook de PI Heerhugowaard (althans de locatie Zuyderbos) als tweede voorkeur vermeld, maar daar is verder geen aandacht aan geschonken. De beroepscommissie laat die inrichting daarom buiten beschouwing bij de beoordeling van het beroep.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Op klagers registratiekaart staat geen vestigingsadres vermeld, maar zijn adres bij vrijheden ligt volgens het selectieadvies in Breda en partijen zijn het er kennelijk ook over eens dat Breda moet worden gezien als klagers vestigingsadres.

De locatie Esserheem ligt niet in het arrondissement van vestiging en ook niet in een aanpalend arrondissement. De PI Dordrecht ligt wel in een aanpalend arrondissement. Klager verblijft – voor zover bekend – in het plusprogramma. Zijn verzoek vindt dan ook steun in de Regeling.

Daarnaast volgt uit de overgelegde bezoekerslijst dat klager vanaf zijn verblijf in de locatie Esserheem (per 17 december 2021) tot en met – in elk geval – 28 maart 2022 geen fysiek bezoek heeft ontvangen van zijn moeder of vriendin. Met hen beeldbelt klager. Dat zal deels ook te maken hebben gehad met de coronamaatregelen, maar gesteld noch gebleken is dat klager inmiddels wel fysiek bezoek van hen heeft ontvangen. Klager heeft zijn bezoekproblemen (enigszins) geconcretiseerd, in die zin dat zijn vriendin en moeder uit Breda moeite zouden hebben om hem te bezoeken, vanwege financiële respectievelijk medische beperkingen. Mede gelet op de feitelijke afstand tussen Breda en Veenhuizen, komt de beroepscommissie dat niet onaannemelijk voor.

Verweerder heeft geen omstandigheden aangevoerd die zich tegen klagers overplaatsing zouden verzetten. De beroepscommissie ziet – ook gelet op klagers strafrestant van meer dan een jaar – niet in waarom het van doorslaggevend belang zou moeten zijn dat klagers tweede voorkeur destijds (bij zijn plaatsing in de gevangenis na veroordeling door de rechtbank) uitging naar de locatie Esserheem.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Nu klager van 15 maart 2022 tot en met de datum waarop verweerder een nieuwe beslissing moet nemen, ten onrechte niet in de gevangenis van de PI Dordrecht heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €160,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €160,-.

Deze uitspraak is op 5 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven