Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24124/GB, 1 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/24124/GB  

Betreft [klaagster]

Datum 1 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 8 juli 2021 beslist klaagster over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.

Klaagster heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klaagsters raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster verbleef sinds 1 april 2021, als zelfmelder, in de locatie Ter Peel te Sevenum in het moeder-en-kind-huis, met de toestemming zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Met de bestreden overplaatsing is dit komen te vervallen. Sindsdien verblijft zij in een reguliere gevangenis.

Klaagster heeft twee rapporten gehad in de eerste weken van haar detentie, die uiteindelijk hebben geleid tot één voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf. Het gedrag dat klaagster werd verweten, betreft het ’s nachts verlaten van de verblijfsruimte, het ’s nachts wassen en het (niet nader omgeschreven) onheus bejegenen van het personeel. Gelet hierop is kennelijk geoordeeld dat de toestemming voor het verblijf van de minderjarige dochter moest worden ingetrokken. Dat kan, als de intrekking noodzakelijk is. Die noodzaak ontbreekt echter. Daarnaast voldeed klaagster nog steeds aan de voorwaarden van artikel 17 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

De beslissing tot onderbrenging van een minderjarige is voorbehouden aan de directeur van de inrichting. Desondanks had verweerder moeten oordelen dat er geen redenen bestonden voor een externe overplaatsing naar de PI Zwolle. Het gedrag dat tot de overplaatsing heeft geleid, wordt in de beslissing en het selectieadvies zeer summier beschreven. De beslissing van verweerder hield feitelijk in dat klaagster werd gescheiden van haar minderjarige dochter. Dat is een ingrijpende beslissing, dus moeten hoge eisen worden gesteld aan de onderbouwing daarvan.

Op 17 januari 2022 is klaagsters verzoek om bezoek zonder toezicht van haar dochter toegewezen. Daarnaast is een kopie overgelegd van de gemeente Horst aan de Maas, waaruit blijkt dat er geen argumenten zijn gevonden die zich verzetten tegen het verblijf van klaagsters dochter bij klaagster in detentie. Hieruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een hechte en duurzame relatie tussen klaagster en haar minderjarige kind en dat het wenselijk is dat dit contact verder wordt hersteld.

Klaagster verzoekt (onder meer) om haar een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Verweerder heeft op 19 mei 2022 aangegeven af te zien van een inhoudelijke reactie.

3. De beoordeling

De beroepscommissie betreurt het, juist gelet op de aard van deze zaak, dat het beroep pas zo laat is behandeld. Verweerder heeft pas na een groot aantal verzoeken om een reactie op het beroepschrift te kennen gegeven daarvan af te zien.

Klaagster verbleef in de gevangenis van de locatie Ter Peel. Op 9 juli 2021 is zij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Zwolle, omdat zij zich door haar gedrag niet hield aan de voorwaarden tijdens haar verblijf in het moeder-en-kind-huis van de locatie Ter Peel en de relatie tussen haar en het personeel (daardoor) ernstig was verstoord.

De beroepscommissie volgt klaagsters raadsman in zijn stelling dat de beslissing van verweerder er feitelijk (mede) toe heeft geleid dat klaagster niet meer met haar kind in de inrichting kon verblijven. De toestemming voor het verblijf van het kind is weliswaar voorbehouden aan de directeur (op grond artikel 5, vierde lid, aanhef en onder a, in verbinding met artikel 12, tweede en vijfde lid, van de Pbw), maar het verblijf in een inrichting of afdeling waar dat mogelijk is, betreft een externe bestemming (op grond van artikel 17 van de Regeling). Verweerder beslist tot plaatsing in een dergelijke inrichting of afdeling (op grond van artikel 15 van de Pbw).

De beroepscommissie is het dan ook met klaagsters raadsman eens dat hoge eisen mogen worden gesteld aan de onderbouwing van de betreffende beslissing van verweerder, nu die beslissing niet alleen grote gevolgen heeft voor klaagster, maar ook voor haar minderjarige kind (van destijds twee jaar oud en op dit moment drie jaar oud). Aan het belang van het kind dient veel waarde te worden gehecht.

Verweerder heeft in de initiële beslissing en in de bestreden beslissing geen aandacht besteed aan het belang van het kind. De beroepscommissie leest in de stukken over “opstandig/manipulatief” gedrag van klaagster, het negeren van opdrachten van het personeel en een (daardoor) verstoorde relatie met het personeel. Naar het oordeel van de beroepscommissie moet aan de daaruit voortvloeiende wens van de directeur om klaagster over te plaatsen ook gewicht worden toegekend. Verweerder heeft echter nagelaten om dit af te wegen tegen de belangen van klaagster en van haar kind. Daarbij komt dat inmiddels een aanzienlijke periode is verstreken, zodat in elk geval op dit moment in het geheel niet duidelijk is of de omstandigheden van destijds zich nog tegen klaagsters overplaatsing (c.q. terugplaatsing) naar de locatie Ter Peel zouden verzetten.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 1 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven