Nummer 22/28030/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 24 juni 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het bezit van contrabande, ingaande op 20 juni 2022 om 10:00 uur en eindigend op 30 juni 2022 om 10:00 uur.
Verzoekers raadsman, mr. M. Veljović, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk PD-2022-351).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de mobiele telefoon op zijn cel. Verzoeker heeft zijn koelkast verwisseld met die van een medegedetineerde, die niet langer in de PI verblijft. Dit heeft hij ook aangegeven bij twee inrichtingsmedewerkers. De straf is volgens verzoeker onredelijk, nu hem geen verwijt kan worden gemaakt. Verder stelt verzoeker dat de tijd tussen de aanzegging van het rapport en de oplegging van de disciplinaire straf meer dan 24 uur bedraagt en dat de beslissing daarom in strijd met de wettelijke voorschriften is.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat een zwarte sok met daarin een iPhone met oplaadkabel en -blokje is aangetroffen aan de achterkant van de koelkast op verzoekers cel. Verzoeker heeft verklaard dat de medegedetineerde hiervoor verantwoordelijk is en dat de inrichtingsmedewerkers op de hoogte waren van de verwisseling van koelkasten. Om dit te onderzoeken heeft de directeur het rapport aangehouden. Nu de directeur heeft vastgesteld dat verzoekers verklaring niet klopt, acht hij verzoeker verantwoordelijk voor de contrabande op zijn cel.
Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. De voorzitter overweegt dat de afhandeling van het schriftelijk verslag op grond van artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet in beginsel moet plaatsvinden binnen 24 uur na de aanzegging van het verslag en dat slechts in bijzondere omstandigheden van deze termijn kan worden afgeweken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is in het onderhavige geval onvoldoende gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat op voorhand niet is gebleken dat de duur van het onderzoek zich verhoudt tot de termijnoverschrijding, nu het schriftelijk verslag al op 16 juni 2022 om 13:50 uur is aangezegd.
Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 24 juni 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
secretaris voorzitter