Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7682/GA, 21 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/7682/GA                      

Betreft [klager]

Datum 21 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.         de omstandigheid dat klager ten tijde van het coronavirus in een meerpersoonscel (MPC) moet verblijven;

b.         de omstandigheid dat klager als gevolg van het coronavirus ongeveer drie uur per dag van cel mag en daardoor geen activiteiten kan ondernemen;

c.         de omstandigheid dat er sinds klagers binnenkomst in het detentiecentrum nauwelijks warm water aanwezig was om mee te douchen.

De beklagrechter bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 23 juli 2020 beklag a. en b. ongegrond verklaard (DT-2020-158) en ten aanzien van beklag c. geen beslissing genomen. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers gemachtigde, […], verbonden aan het Meldpunt Vreemdelingendetentie, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke Behandeling van de Raad van Europa stelt dat er voldoende inspanningen moeten worden verricht om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan en alternatieven te zoeken voor vrijheidsbeneming. Daarbij dienen de voorschriften van zowel de Wereldgezondheidsorganisatie als de nationale voorschriften met betrekking tot het volgen van de richtlijnen opgevolgd te worden. Klager moet echter ten tijde van het coronavirus tot 21 uur per dag een cel van 10 m2 met een andere ingeslotene delen, waarbij het houden van anderhalve meter afstand niet mogelijk is. De RSJ heeft in RSJ 29 april 2020, S-20/3503/SGA al geoordeeld dat daardoor het risico op besmetting met het coronavirus voor klager en zijn celgenoot wordt vergroot. Daarnaast houdt het inrichtingspersoneel zich niet altijd aan de anderhalve meter afstand en fouilleren bewakers zowel bezoek als ingeslotenen – ook al bevindt zich plexiglas tussen hen – en zonder gebruik te maken van een mondmasker.

Klager heeft zeer beperkt de mogelijkheid om activiteiten te ondernemen. Hij kan rond de drie uur per dag buiten zijn cel komen. Het aantal boeken dat wordt aangeboden is zeer beperkt en bovendien regelmatig in talen die klager niet machtig is. De directeur had een ‘coronabestendig’ alternatief kunnen aanbieden, zoals een bibliotheekbezoek. Een boekenkast is geen alternatief voor een bibliotheek, nu een bibliotheek ook de mogelijkheid van een rustige leesplek kent. Het afgelasten van alle activiteiten betreft een disproportionele maatregel die klager schaadt in zijn recht. Dat de beklagcommissie heeft overwogen dat ingeslotenen in kleine vaste groepen kunnen werken, is onjuist, aangezien ongedocumenteerden volgens de wet niet mogen werken. Daarnaast kan klager zijn recht op sport niet uitoefenen, omdat de fitness- en sportzaal zijn gesloten en de sporttoestellen op de luchtplaats niet worden schoongemaakt. In de praktijk overlapt het recht op een uur luchten per dag met het recht op sport van ten minste tweemaal drie kwartier per week.

Klager heeft voor de duur van enkele maanden beperkt gebruik kunnen maken van warm water om te douchen. De beklagcommissie heeft ten aanzien van deze klacht geen beslissing genomen. Ten tijde van de coronacrisis is persoonlijke hygiëne extra belangrijk en zo ook de toegang tot warm water. De directeur erkent dat de warmwatertoevoer tot en met 23 april is aangehouden. De directeur heeft een zorgplicht en dient door de commissie op zijn verantwoordelijkheid te worden gewezen.

Ten slotte is klager ingesloten vanwege een bestuursrechtelijke maatregel en geen strafrechtelijke. Dit betekent dat het beginsel van minimale beperkingen geldt op grond van artikel 15, vierde lid, van de Grondwet en artikel 5.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De beperkende maatregelen en gezondheidsrisico’s vanwege het coronavirus voor ingeslotenen zijn niet te vergelijken met de extra maatregelen en risico’s die burgers thuis nemen.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €5,- per dag dat klager in een MPC heeft moeten verblijven. Tevens verzoekt klager om meer boeken en tijdschriften in het DC Rotterdam, met een opening van een bibliotheek zoals de wet dat voorgeschreven heeft. Daarnaast wordt verzocht om een compensatie voor het moeten missen van activiteiten en sport, hetgeen neerkomt op minimaal €40,- voor het schenden van het dagprogramma. Ten slotte dient klager ook gecompenseerd te worden voor het feit dat de directeur zijn zorgplicht met betrekking tot douchewater heeft geschonden.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren. 

3. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

De beroepscommissie overweegt dat aannemelijk is geworden dat de directeur – met inachtneming van de getroffen maatregelen als gevolg van het coronavirus – voldoende inspanningen heeft verricht om de ingeslotenen zoveel als mogelijk aan activiteiten te laten deelnemen, waaronder lichamelijke activiteiten. Daarnaast is het de beroepscommissie niet gebleken dat het aangepaste dagprogramma dat aan klager is aangeboden niet voldoet aan het wettelijk voorgeschreven minimum dagprogramma.

Gelet hierop kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag c.

De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen inzake beklag c. De beroepscommissie zal dit beklag om proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen.

Op grond van artikel 44, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur er zorg voor dat de gedetineerde in staat gesteld wordt zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen. In de huisregels van het Detentiecentrum Rotterdam staat dat elke gedetineerde van de douche op de afdeling of, indien aanwezig, in de eigen verblijfsruimte gebruik kan maken. De beroepscommissie verstaat onder douchen het douchen met warm water (vgl. RSJ 29 januari 2003, 02/2071/JA).

Klager stelt dat er sinds zijn binnenkomst in het detentiecentrum, begin februari 2020, nauwelijks warm water aanwezig is om mee te douchen. De directeur heeft toegelicht dat de warmwatertoevoer niet altijd naar behoren functioneert, als gevolg waarvan het boilersysteem is vervangen, zodat klager vanaf 23 april 2020 weer over warm water kon beschikken.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat vast is komen te staan dat de directeur vorenbedoelde zorgplicht heeft geschonden. De beroepscommissie zal het beklag gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toe te kennen van €7,50.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat namens klager in het beroepschrift wordt aangevoerd dat de directeur (nog) geen gevolg heeft gegeven aan het door de beklagrechter gegrond verklaarde beklag om handzeep aan hem te verstrekken. De beroepscommissie gaat ervan uit dat de directeur – met inachtneming van de uitspraak van de beklagrechter en conform de huisregels van het DC – aan klager alsnog de door hem verzochte zeep verstrekt.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart beklag c. gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

Deze uitspraak is op 21 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven