Nummer 22/25297/GA
Betreft [klager]
Datum 29 augustus 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. het vervallen van het bibliotheekmoment op 18 november 2021 (SC 2021/338);
b. het niet mogen douchen na het sportmoment op 17 november 2021 (SC 2021/339).
De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen heeft op 20 december 2021 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van het PPC Scheveningen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft op 10 mei 2022 bij de directeur nadere inlichtingen opgevraagd. De reactie van de directeur is op 19 mei 2022 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen. Klager is in de gelegenheid gesteld op de inlichtingen van de directeur te reageren.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a.
Klager heeft het recht om gebruik te maken van de bibliotheek. Als hij niet in de gelegenheid wordt gesteld om naar de bibliotheek te gaan, zou hij in ieder geval een lijst met boeken/tijdschriften/strips moeten kunnen doorgeven aan het personeel. Hierom heeft klager ook verzocht, maar dit kon – om onbekende redenen – niet.
Beklag b.
Klager is op 17 november 2021 na het sportmoment niet in de gelegenheid gesteld om te douchen. Daartoe is hij verplicht op grond van artikel 4.4.2 van de huisregels van het PPC Scheveningen. Er is niet voldaan aan de zorgplicht van de directeur zoals omschreven in artikel 44, vierde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). In de uitspraak van de beklagcommissie staat dat klager werd ingesloten. Dat klopt niet. Hij werd met andere gedetineerden in de recreatieruimte gehouden en hij kon zich dus ook niet omkleden en wassen voor het luchtmoment. Pas anderhalf uur na de sport kon hij zich wassen op zijn cel. Dit is onvoldoende. Er zouden douches moeten zijn bij de sport.
Standpunt van de directeur
Beklag a.
Op 18 november 2021 was er een tekort aan personeel door corona-gerelateerde ziekmeldingen, waardoor er geen toezicht gehouden kon worden bij de bibliotheek. Er was sprake van een overmachtssituatie. De directeur heeft niet verzaakt in zijn zorgplicht. Een extra bibliotheek moment inlassen, is in het dagprogramma niet mogelijk.
Beklag b.
De directeur verwijst naar het verweerschrift in beklag en de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Beklag a.
In artikel 48, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat een gedetineerde recht heeft op het kennis nemen van het nieuws, voor eigen rekening, en het wekelijks gebruik maken van een bibliotheekvoorziening. Op grond van artikel 48, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in de in het eerste lid bedoelde activiteiten kunnen voorzien. De directeur heeft een inspanningsverplichting om gedetineerden bibliotheekmomenten aan te bieden.
Uit de stukken blijkt dat klagers bibliotheekmoment op 18 november 2021 niet doorging en dat hij daarom in die week geen gebruik heeft kunnen maken van een bibliotheekvoorziening. Ook blijkt dat hij hiervoor niet is gecompenseerd. De directeur voert aan dat het bibliotheekmoment is uitgevallen vanwege onderbezetting bij het personeel, door ziekte en quarantaine door corona. Volgens de directeur is het binnen het dagprogramma niet mogelijk om het bibliotheekmoment in te halen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het onvoldoende gebleken dat de directeur op enig moment heeft getracht om klager te compenseren voor het uitgevallen bibliotheekmoment, of inspanningen heeft verricht om het gebruikmaken van een bibliotheekvoorziening op een andere wijze te laten plaatsvinden. Dat het dagprogramma geen ruimte zou bieden om het bibliotheekmoment in te halen, kan niet inhouden dat klager niet op enige wijze kan worden gecompenseerd voor het gemiste bibliotheekmoment, bijvoorbeeld met de door klager aangedragen oplossing van het doorgeven van een lijst met boeken.
Nu aannemelijk is geworden dat de directeur bedoelde inspanning niet heeft verricht, zal het beroep in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.
Beklag b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Deze uitspraak is op 29 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter