Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25369/GB, 15 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/25369/GB

Betreft [klager]

Datum 15 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 september 2021 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft op 18 januari 2022 namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om op het bezwaar te beslissen.

Verweerder heeft op 20 januari 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling

Hoewel inmiddels op het bezwaar is beslist, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende bezwaarschrift. Dat is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers bezwaar. Ten aanzien van het verzoek om een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, omdat de termijn zeer ruim is overschreden, terwijl het bezwaar is gericht tegen een ingrijpende beslissing (vergelijk RSJ 16 februari 2021, R-20/7646/GB). De beroepscommissie zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van €40,-.

De Pbw kent overigens geen dwangsom, hetgeen (in elk geval bij klagers raadsman) bekend mag worden verondersteld (vergelijk RSJ 17 juni 2021, 20/16417/GB).

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

Deze uitspraak is op 15 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven