nummer: 08/732/GV
betreft: [klager] datum: 14 april 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 maart 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft onjuiste informatie ontvangen van de inrichting en de politie. Klagers detentie is goed verlopen, er zijn aan hem geen sancties opgelegd. Klager kreeg onenigheid met een medegedetineerde over het verdelen van het beleg
onder de gedetineerden. De verstandhouding met de betreffende medegedetineerde was daardoor niet optimaal. Aan het eind van de week is klager uit zijn baantje als reiniger gezet, omdat hij was vergeten de zak uit de kliko te halen. Klager is verder op
twee afspraken bij de medische dienst niet verschenen. De reden hiervan wil klager mondeling toelichten.
De politie is twee jaar geleden wel eens aan de deur geweest in verband met overlast, maar zeker niet voor mishandeling. Klager heeft geen (langdurige) relatie gehad met Tanja, de vriendin van klagers vrouw. Klager ontkent haar mishandeld te hebben. De
wijkagent heeft klager verward met haar toenmalige vriend.
Na een interne overplaatsing is klager gevraagd of hij reiniger wilde worden op de werkzaal. Klager heeft met iedereen een goede verstandhouding. Door traumatische ervaringen kan klager niet op een meerpersoonscel. Door het in de inrichting gevoerde
beleid heeft klager dat niet aan een psycholoog of psychiater kunnen mededelen. Klager vermoedt dat dit de werkelijke reden is van de tegenwerking die hij ondervindt. Klager heeft ook een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoek om
overplaatsing naar een half open kamp.
Uit alles blijkt dat de aanvraag om strafonderbreking niet serieus is genomen. Klager heeft strafonderbreking aangevraagd om zijn vrouw te laten opnemen. Klagers vrouw is vorige week voor de tweede maal teruggekomen van noodopvang ‘Portaal 040’. Deze
noodopvang is voor maximaal zeven dagen. Klagers vrouw verblijft bij Tanja, hetgeen voor beiden inderdaad geen goede situatie is. Klager ontkent zijn vrouw te hebben mishandeld.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen op grond van de negatieve adviezen van de inrichting en de politie. De directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Tilburg
adviseert negatief vanwege het gedrag van klager in de inrichting, dat als vervelend wordt beschouwd. De politie Eindhoven adviseert negatief, omdat er veel klachten zijn ontvangen dat klager zijn echtgenote regelmatig zou mishandelen. Het door klager
opgegeven verlofadres wordt als zeer onwenselijk beschouwd. De vrouw die op dit adres woont, heeft een langdurige relatie achter de rug waarin zij met regelmaat door klager is mishandeld. Dit heeft erin geresulteerd dat haar kinderen onder toezicht
staan bij de raad voor de kinderbescherming. Voor de gezinssituatie is het niet bevorderlijk dat klager juist op het opgegeven verlofadres, samen met zijn echtgenote, zijn intrek neemt.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het het h.v.b. Tilburg en de politie te Eindhoven hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 maanden met aftrek, wegens diefstal en overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 april 2008.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond
van artikel 36 jo. artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner.
Klager heeft om strafonderbreking verzocht om zijn vrouw, die in labiele psychische toestand verkeert, bij te staan. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat klagers vrouw in dusdanig ernstige psychische nood verkeert, dat een
onderbreking van de straf op zo’n korte termijn voor klagers invrijheidsstelling wenselijk is. Hier komt bij dat er op z’n minst twijfel is gerezen over de wenselijkheid klager te laten verblijven op het door hem aangegeven verlofadres. Tegen deze
achtergrond kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 april 2008
secretaris voorzitter