Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3142/JB, 9 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3142/JB

Betreft: [klager] datum: 9 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.M. Havermans, namens

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 13 november 2007 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2008, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. J.M. van Dam, kantoorgenoot van zijn raadsman mr. A.H.M. Havermans, en namens de
selectiefunctionaris [...] en [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een behandelinrichting in de omgeving van Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Bij op 26 april 2006 onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 11 april 2006 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd.
Op 3 juli 2006 heeft de selectiefunctionaris besloten klager te plaatsen op een normaal beveiligde behandelafdeling van j.j.i. Den Engh. Klager is op 12 september 2006 in Den Engh geplaatst.
Op 8 oktober 2007 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar een behandelinrichting in de omgeving van Rotterdam. De selectiefunctionaris heeft dit verzoek bij beslissing van 13 november 2007 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Hij heeft verzocht om overplaatsing omdat hij al lange tijd in detentie doorbrengt en zijn familie uit Rotterdam hem vanwege de reisafstand moeilijk in Den Engh kan bezoeken. Nu bestaat dit probleem niet meer, omdat klager met verlof zijn ouders kan
bezoeken.
Wel wil hij nog steeds graag naar een inrichting in de omgeving van Rotterdam worden overgeplaatst. De omstandigheid dat hij daardoor mogelijk vertraging in zijn behandeling en verlofmogelijkheden zal oplopen, maakt dat niet anders. Destijds was
geadviseerd om hem in de Glen Mills School te plaatsen. Zijn behandeling in Den Engh is niet adequaat. Klager ontkent dat zijn TIQ onder de ondergrens van 80 zou zijn gelegen. Hij wordt moe van het groepsproces in Den Engh en met name van het als groep
bestraft worden als een groepsgenoot iets doet.

De selectiefunctionaris heeft de beslissing tot afwijzing van het verzoek als volgt
toegelicht.
Voor plaatsing op een behandelafdeling van een reguliere j.j.i. wordt een ondergrens van een Totaal Intelligentie Quotiënt (TIQ) van 80 gehanteerd.
Uit het dossier van klager blijkt dat zijn TIQ is vastgesteld op 73. Om die reden kon het advies van de rechtbank tot plaatsing van klager in de Glen Mills school te Wezep destijds niet worden opgevolgd en is klager geplaatst in Den Engh, een j.j.i.
met
een landelijke bestemming voor Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG).
De inrichtingen Teylingereind te Sassenheim, De Lindenhorst te Zeist en Rentray te Flevoland en Rekken zijn eveneens een j.j.i. met een landelijke LVG-bestemming, maar zijn wat betreft reistijd niet wezenlijk dichterbij Rotterdam gelegen dan Den Engh.
Klagers stellingen dat zijn TIQ niet onder de 80 ligt en dat behandeling in Den Engh niet adequaat zou zijn, zijn niet onderbouwd. Blijkens inlichtingen van de behandelend gedragswetenschapper van 22 februari 2008 heeft klager, gezien zijn positieve
ontwikkeling, duidelijk baat bij de groepsgerichte manier van werken in Den Engh en zal een overplaatsing van klager naar een andere inrichting afbreuk doen aan de doorgemaakte ontwikkeling en zijn ontwikkeling in de toekomst. Een overplaatsing is om
die reden niet in het belang van klager. Hij krijgt in Den Engh behandeling op maat. Als behandeling niet aansluit bij het niveau van de jeugdige zal door overvraging de kans op mislukken van de behandeling toenemen. Het belang van een adequate
behandeling weegt zwaarder dan het belang bij plaatsing in de gewenste regio. In dit verband wordt verwezen naar uitspraken van de beroepscommissie (06/0969/TB en 03/2182/JB).
In het verlengingsadvies van Den Engh staat vermeld dat mogelijk in september 2008 naar proefverlof van klager zal worden toegewerkt. Met een overplaatsing wordt dit op het spel gezet, omdat daardoor het behandeltraject vertraging zal oplopen. In dit
verband wordt gewezen op de uitspraak 07/1726/TB van de beroepscommissie, waarin is bepaald dat het in het kader van het resocialisatieproces van belang is om in overweging te nemen dat de jeugdige bij een positieve ontwikkeling in zijn behandeling
mogelijkerwijs met proefverlof kan gaan.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de p.i.j.-maatregel geadviseerd tot plaatsing van klager in de Glen Mills School te Wezep. In afwijking daarvan heeft de selectiefunctionaris klager vanwege zijn uit de stukken blijkend IQ geplaatst op de
afdeling
voor licht verstandelijk gehandicapten van de behandelinrichting Den Engh. Deze afdeling is normaal beveiligd en door de Minister aangewezen voor de onderbrenging van jeugdigen die een bijzondere behandeling nodig hebben, zoals bedoeld in artikel 15
Bjj.

Klager wil overgeplaatst worden naar een behandelinrichting in de omgeving van Rotterdam. Nu uit de omtrent klager uitgebrachte rapportage naar voren komt dat bij klager sprake is van een licht verstandelijke beperking - bij klager is een TIQ van 75
vastgesteld - kan de selectiefunctionaris er in redelijkheid van uitgaan dat klager alleen geplaatst kan worden in dan wel overgeplaatst kan worden naar een behandelinrichting met een landelijke LVG-bestemming. Slechts enkele inrichtingen zijn daartoe
aangewezen. De enige inrichting die in de omgeving van Rotterdam is gelegen is j.j.i. Teylingereind te Sassenheim.

Als reden voor overplaatsing geeft klager zonder verdere onderbouwing met name aan dat zijn TIQ niet onder de 80 ligt en dat zijn behandeling in Den Engh niet adequaat is. Hij is de groepsaanpak aldaar moe. Wat daarvan ook zij, vast staat dat klager al
sinds 12 september 2006 in Den Engh verblijft en volgens de behandelend gedragswetenschapper met positief resultaat aldaar wordt behandeld. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt verder naar voren dat klager verdergaand verlof wordt
verleend
en dat mogelijk in september 2008 toegewerkt zal gaan worden naar proefverlof, uiteraard indien de positieve ontwikkeling in klagers behandeling zich voortzet. Een overplaatsing van klager naar bijvoorbeeld j.j.i. Teylingereind zal afbreuk doen aan
deze
positieve ontwikkeling. Klager zou in dat geval immers op een wachtlijst voor plaatsing komen te staan en na overplaatsing in Teylingereind opnieuw een behandeltraject moeten doorlopen, waarbij Teylingereind zal bezien of verlofverlening aan de orde
zal
zijn. Een overplaatsing van klager in het huidige stadium van zijn behandeling in Den Engh kan derhalve niet in zijn belang worden geacht.

Aanvankelijk had klager als reden voor overplaatsing tevens de reisafstand voor zijn ouders van Rotterdam naar Den Engh genoemd. Nu klager ter zitting heeft verklaard dat dit nu geen probleem meer is aangezien klager zijn ouders met verlof kan
bezoeken,
kan aan het bezoekargument van zijn ouders worden voorbij gegaan. Voor zover klager heeft willen aanvoeren dat hij de reistijd van Den Engh naar Rotterdam te groot vindt, overweegt de beroepscommissie dat daaraan - wat daarvan ook zij - mede gezien
hetgeen hiervoor over klagers behandelbelang is overwogen, geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend.

Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt.
Wel doet de beroepscommissie het uitdrukkelijke verzoek aan de Staatssecretaris om er nauwlettend op toe te zien dat klagers verloftraject niet door omstandigheden, die buiten klager zijn gelegen (groepsaanpak Den Engh), wordt gefrustreerd.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. B.J. de Jong en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven