Nummer 21/22962/GA
Betreft [klager]
Datum 5 augustus 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van[...] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, vanwege het niet opvolgen van instructies en het vervolgens agressief en bedreigend benaderen van het personeel, ingaande op 16 juli 2021.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 20 augustus 2021 het beklag ongegrond verklaard voor wat betreft de strafoplegging, maar gegrond voor wat betreft de hoogte van de straf. De beklagcommissie legt aan klager in plaats van tien dagen opsluiting in een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, tien dagen opsluiting in eigen cel op, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden. Verder kent de beklagcommissie aan klager een tegemoetkoming toe van € 17,50 (LW 2021-318). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. C.E. Hok-A-Hin, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur), gehoord op de zitting van 13 mei 2022 in de PI Lelystad. Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, en zijn raadsvrouw hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager ontkent dat hij een inrichtingsmedewerker heeft bedreigd en zich agressief heeft opgesteld. Uit het schriftelijk verslag volgt dat klager meerdere keren door een medewerker naar achter is geduwd. Klager heeft geen agressieve bewegingen terug gemaakt, zoals terugduwen of slaan. Ook heeft klager geen dreigende teksten geuit. Dat een medewerker denkt dat hij door klager geslagen zou worden, is onvoldoende om te komen tot het oordeel dat van een bedreiging sprake is geweest. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en aan hem een passende schadevergoeding toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Ondanks dat de directeur geen beroep heeft ingesteld, is hij het niet eens met het oordeel van de beklagcommissie. Er is in dit geval sprake van bedreiging door klager van een inrichtingsmedewerker. Er moet niet alleen naar de losse feiten worden gekeken, maar ook naar het geheel. De bedreigde inrichtingsmedewerker is getraind in het herkennen van een gespannen sfeer en kan goed inschatten wanneer de situatie dreigt te escaleren. Het opgemaakte schriftelijke verslag is in dit verband duidelijk. Klager stond neus aan neus met de inrichtingsmedewerker. Deze handelde professioneel door klager eerst meerdere keren af te weren. Klager kwam vervolgens te dichtbij staan, waardoor de medewerker zich niet veilig voelde. Dat was niet alleen een gevoel, maar ook een feit. Door het gedrag van klager ontstond een onveilige situatie. Er ontstond een dusdanig gespannen sfeer dat er fysiek opgetreden moest worden. Klager werd direct – op grond van het bewaardersarrest – in een strafcel geplaatst. Kort daarna werd de situatie beoordeeld door de directeur die dezelfde inschatting maakte als het personeelslid.
3. De beoordeling
Uit het dossier, in het bijzonder het schriftelijk verslag, volgt dat klager diverse opdrachten van een inrichtingsmedewerker herhaaldelijk niet (of niet tijdig) uitvoerde. Klager werd op 16 juli 2021 uitgesloten om te kunnen luchten. Hij liep echter naar de bovenste verdieping om een cel in te gaan waar een reiniger werkzaam was. Vervolgens liep klager naar de vriezer om daaruit vlees te halen, waarna hij een emmer water vulde om het in te stoppen. Daarna liep hij nogmaals de keuken in. De inrichtingsmedewerker had toen reeds diverse keren gezegd dat klager op moest schieten. Toen klager vervolgens te kennen werd gegeven dat het te laat was om nog te luchten en hij naar zijn cel moest gaan, liep hij alsnog naar de luchtplaats. De inrichtingsmedewerker heeft klager daarop nogmaals gesommeerd naar zijn cel te gaan. Klager gaf daaraan geen gehoor, werd vervelend en ging op een neuslengte afstand van het personeelslid staan. Ondanks dat hem werd gevraagd om afstand te bewaren, deed hij dit niet. Het personeelslid moest klager van zich afduwen. Dit moest het personeelslid meerdere keren doen. De situatie werd door het personeelslid als uiterst gevaarlijk ervaren, waarbij gedacht werd dat klager het personeelslid een klap zou geven. Hierop werd gepast geweld gebruikt.
De handelingen van klager moeten worden geplaatst in de sfeer die klager door zijn gedrag creëerde. Door eerst niet de opdrachten uit te voeren die hem werden gegeven, zich vervolgens vervelend te gaan gedragen en op neuslengte afstand van een medewerker te gaan staan, heeft hij een onveilige situatie gecreëerd. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf door de directeur dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt nog op dat het schriftelijk verslag, anders dan in de uitspraak van de beklagcommissie staat vermeld, niet op ambtseed maar naar waarheid wordt opgemaakt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 5 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.J.W. Vinkes, voorzitter, drs. M.R. van Veen en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter