Nummer 20/16767/GA
Betreft [Klager]
Datum 31 augustus 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet (meer) mogen dragen van een mondkapje.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 14 december 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten (IJ-2020-999 en IJ-2020-1046). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Op televisie ziet klager iedere dag veel mensen doodgaan aan het coronavirus. Ook zijn vader is overleden aan corona. Daardoor is klager bang geworden voor het coronavirus. Daar komt bij dat klager longproblemen en astma heeft. Ter onderbouwing hiervan heeft klager een aantal medische gegevens bijgevoegd. Klager neemt het coronavirus erg serieus. Zo houdt klager ter bescherming van zijn eigen veiligheid 1,5 meter afstand van iedereen en draagt hij bij het verlaten van zijn cel een mondkapje. Een bewaker vroeg eerder al waarom klager een mondkapje draagt. Klager heeft daarop toen geantwoord dat zijn vader aan corona was overleden en dat hij zelf niet besmet wilde raken. De bewaker reageerde daarop met: “Ok”. Twee dagen later heeft een andere bewaker aan klager medegedeeld dat het mondkapje af moest anders zou klager een rapport aangezegd krijgen. Klager heeft toen voor het rapport gekozen. Als klager immers zijn mondkapje af zou doen, zou hij corona krijgen. De vraag is waarom klager vijf dagen wordt gestraft voor het dragen van een mondkapje. Dat vindt klager onterecht. Daarnaast is pas in oktober 2020 de regel ingevoerd dat alle bewakers een mondkapje moeten dragen. Op 16 december 2020 kreeg klager te horen dat hij corona heeft. Als klager doodgaat, is dat de schuld van de inrichting.
Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij hetgeen in beklag is aangevoerd en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagrechter.
3. De beoordeling
Omvang van het beklag
Klager heeft twee beklagformulieren ingediend, te weten een beklagformulier gedateerd 15 september 2020 en een beklagformulier gedateerd 28 september 2020. Klager heeft zich in deze beklagformulieren beklaagd over de omstandigheid dat hij zijn mondkapje moest inleveren en niet (meer) in de inrichting mag dragen. De beroepscommissie stelt vast dat het gaat om klachten die betrekking hebben op een voortdurende situatie en zal het beroep in die zin behandelen. In zijn beroepschrift heeft klager de klacht uitgebreid met de disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, vanwege het niet opvolgen van opdrachten van het personeel. Een dergelijke uitbreiding van het oorspronkelijke beklag is niet mogelijk en dit zal derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
Ontvankelijkheid van klager in beklag
Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten, nu klager zich naar het oordeel van de beklagrechter heeft beklaagd over een regel van algemene strekking, waarvan niet is gebleken dat deze in strijd is met hogere wet- of regelgeving.
Op grond van het bepaalde in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De directeur heeft aangegeven dat het voor geen enkele gedetineerde is toegestaan om een mondkapje te dragen binnen de inrichting, waardoor sprake is van een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel, waar in beginsel geen beklag tegen openstaat.
Uit de stukken komt naar voren dat klager sinds zijn binnenkomst in maart 2020 al af en toe een mondkapje droeg, hetgeen niet is weersproken door de directeur. In september 2020 was het (ineens) niet meer toegestaan voor klager om (af en toe) een mondkapje te dragen en is zijn mondkapje in beslag genomen. Klager is het niet eens met deze beslissing en wenst een mondkapje te dragen. De beroepscommissie is van oordeel dat het niet meer mogen dragen van een mondkapje in dit geval een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw betreft, waartegen beklag openstaat. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.
Inhoudelijke beoordeling
Klager voert aan een mondkapje in de inrichting te willen dragen ter bescherming van zijn eigen veiligheid en gezondheid. De beroepscommissie stelt op basis van klagers medische gegevens vast dat klager astma heeft. Voorts is aan klager diverse astmamedicatie voorgeschreven, waaronder salbutamol aorol en fluticason. Dergelijke medicatie opent de luchtwegen en beschermt de luchtwegen tegen prikkels die benauwdheid veroorzaken. Het is de beroepscommissie bekend dat het coronavirus zeer ernstige luchtweginfecties en ademhalingsproblemen kan veroorzaken. Nu klager astma heeft, begrijpt de beroepscommissie temeer dat klager zich – mede door het dragen van een mondkapje – zo goed mogelijk wil beschermen tegen besmetting met het coronavirus. Daar komt nog bij dat klager onweersproken heeft aangevoerd dat hij sinds maart 2020 al af en toe een mondkapje draagt. Hoewel het dragen van een mondkapje in de inrichting in beginsel niet was toegestaan, had naar het oordeel van de beroepscommissie klagers medische achtergrond voor de directeur in ieder geval voldoende aanleiding moeten vormen om een individuele op de persoon van klager betrokken belangenafweging te maken. Nu van een dergelijke belangenafweging geen blijk is gegeven, heeft de directeur onvoldoende gemotiveerd waarom klager geen mondkapje (meer) mocht dragen, terwijl hij deze wel wenste te dragen ter bescherming van zijn eigen veiligheid en gezondheid. Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de directeur om klager niet langer een mondkapje te laten dragen onredelijk en onbillijk is. De beroepscommissie zal het beklag daarom gegrond verklaren. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.
Deze uitspraak is op 31 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.
secretaris voorzitter