Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0286/GV, 31 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/286/GV

betreft: [klager] datum: 31 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. van Schaik, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 januari 2008 genomen beslissing van de Staatsecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep volgt toegelicht. Er zijn geen objectieve aanwijzingen aanwezig dat sprake zou zijn van recidivegevaar, aangezien klager in 2001 veroordeeld is voor een drievoudige schennis van de eerbaarheid, waarvoor klager transacties
heeft geaccepteerd.
Klager heeft er geen enkel belang bij zich aan zijn detentie te onttrekken, aangezien hij in beroep is gegaan tegen de veroordeling en hij erop rekent hiervan te worden vrijgesproken. Niet terugkeren naar de inrichting zou in ernstige mate afbreuk doen
zijn geloofwaardigheid.
Tot slot is klager slechts voor één verkrachting, in zijn optiek onterecht, veroordeeld. Er mag derhalve niet gesproken worden van het willekeurig maken van slachtoffers. Daarbij is de verlofaanvraag niet bedoeld om met zijn kermisattractie het land in
te trekken, maar zal hij bij zijn moeder verblijven.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd. Gelet op het feit dat klager het kennelijk niet eens is met de veroordeling en het openbaar ministerie in appèl is gegaan
vanwege de vrijspraak van het tweede delict, is het thans te vroeg om verlof toe te wijzen. Het is niet ondenkbaar dat klager niet terugkeert naar de inrichting. Daarnaast wordt de kans op herhaling door het openbaar ministerie aannemelijk geacht.
Klager is meermalen veroordeeld voor een zedendelict. Hij wordt ervan verdacht zijn slachtoffers willekeurig te hebben uitgezocht op plaatsen waar hij op dat moment met zijn kermisattractie verbleef. Op korte termijn zal klager een Risc ondergaan en
zullen er zonodig interventies worden opgesteld die het recidiverisico kunnen verminderen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gezien klagers uitermate positieve houding en opstelling en het voldoen aan alle objectieve criteria.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven negatief te adviseren gelet op het feit dat hij is veroordeeld voor een zedendelict en is vrijgesproken van een ander zedendelict, waartegen appèl is ingesteld.
De politie Noord-Oost Gelderland heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld in eerste aanleg wegens verkrachting. De fictieve einddatum is 4 oktober 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Een (negatieve) voorwaarde om voor verlof in aanmerking te komen is te vinden in art. 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Blijkens de toelichting op dit art. mag een gedetineerde, om in aanmerking te kunnen
komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. In het onderhavige geval is klager in eerste instantie veroordeeld voor de ene en vrijgesproken
van
de andere verkrachting en zijn de tegen die uitspraak door klager en de officier van justitie ingestelde hoger beroepen nog niet behandeld. Onder deze omstandigheden staat het de Staatssecretaris niet vrij om klager gelet op de lopende strafzaak niet
in
aanmerking te laten komen voor verlening van verlof. Nu niet is gebleken of voldoende aannemelijk geworden dat zich een van de contra-indicaties als bedoeld in art. 4 van de Regeling voordoet, dient klager naar het oordeel van de beroepscommissie in
aanmerking te komen voor verlof. De afwijzing door de Staatssecretaris van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet mitsdien bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in onderling verband en samenhang bezien als
onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 maart 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven