Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3301/TA, 07/3334/TA, 07/3414/TA, 28 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 07/3301/TA, 07/3334/TA en 07/3414/TA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van respectievelijk 23 november 2007, 28 november 2007 en 29 november 2007 van de beklagcommissie bij het forensisch psychiatrisch centrum Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.J. Kerdel, en het hoofd behandelzaken van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de met ingang van 16 mei 2007 aan klager opgelegde beperkingen voor de duur van veertien dagen (07/3301/TA);
b. voortzetting van klagers verblijf op een afdeling voor intensieve zorg (07/3334/TA) en
c. bezoek onder toezicht (07/3414/TA).

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a.:
Klager is een groot aantal beperkingen opgelegd omdat hij zich terugtrok op zijn kamer en er contrabande op zijn kamer is aangetroffen. De beklagcommissie heeft aangenomen dat klager griep had en omdat hij ziek was op zijn kamer bleef. Dit was geen
reden om de betreffende beperkingen op te leggen. Voorts was er geen sprake van een positieve urinecontrole op het moment dat de beperkingen werden opgelegd maar is het resultaat van de urinecontrole toch gebruikt. De uitslag van de urinecontrole kon
niet bepaald worden omdat de urine te waterig was en er moest opnieuw onderzoek worden gedaan. Er was geen sprake was van een positieve THC-score. De overweging van de beklagcommissie dat voor klager een RIP-aanvraag (risico interventie patiëntstatus)
was gedaan, kwam uit de lucht vallen. De voorwerpen, die op klagers kamer zijn aangetroffen, had hij met uitzondering van de schaartjes met toestemming op zijn kamer. Hij had die voorwerpen al dik een half jaar op kamer en er vond tweemaal per week een
kamercontrole plaats. Hij had op het houden van de voorwerpen op kamer aangesproken kunnen worden en dan had hij de voorwerpen kunnen inleveren. Ook hadden de voorwerpen overeenkomstig artikel 44 Bvt in beslag kunnen worden genomen. In plaats daarvan
zijn zware ‘disciplinaire maatregelen’ opgelegd. De proportionaliteit ontbreekt. In de toelichting op artikel 49 Bvt wordt aangegeven terzake waarvan disciplinaire maatregelen kunnen worden opgelegd. De link in deze is niet te zien.
Met betrekking tot b.:
Door de beklagcommissie is niet ingegaan op de omstandigheden die door klager zijn aangevoerd. Klager heeft gesteld dat hij niet de intentie had om te ontvluchten. Hij heeft wel degelijk perspectief. Er is nog steeds geen uitspraak gedaan voor wat
betreft de verlenging van zijn tbs. Klager is thans in het PBC opgenomen om onderzocht te worden. Zijn laatste ontvluchting heeft acht jaar geleden plaatsgevonden. Sindsdien is er veel veranderd. Klager is getrouwd en zijn vrouw en kind komen vaak op
bezoek. De beklagcommissie had zich minder terughoudend moeten opstellen en vol moeten toetsen. Toentertijd was een mobiele telefoon gevonden en nadat die was uitgelezen, bleek dat klager enkel had gebeld met nummers van de toegestane lijst en dat dit
geen gevaar had opgeleverd. Er kan niet telkens worden teruggegrepen op het vluchtgevaar. De beslissing heeft onvoldoende grondslag.
Met betrekking tot c.:
Klager mocht alleen bezoek ontvangen in een speciale kamer op de afdeling, met aan één kant een muur en aan drie kanten glas. De ruimte bevindt zich op een centrale plaats op de afdeling. Op een dergelijke wijze bezoek ontvangen, betekent een inbreuk
op
de privacy. Volgens de inrichting was dit toezicht noodzakelijk maar welke belangen van artikel 35, derde lid, Bvt hiertoe zouden noodzaken, wordt niet aangegeven, terwijl dit van te voren wel duidelijk moet zijn. Het vluchtgevaar is door klager
betwist. Wat de inrichting met dit visueel toezicht wil bereiken, is niet duidelijk. Met uitzondering van nog een andere tbs-gestelde ontvangen de andere tbs-gestelden van klagers afdeling bezoek op kamer.

Het hoofd behandelzaken van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a.:
Klager, die stelde dat hij ziek was, wilde totaal geen gebruik maken van het aanbod om contact te hebben met de huisarts. Of klager ziek was, was voor de inrichting niet controleerbaar. De eerste urinecontrole is procedureel afgekeurd. De urine bleek
verdund -dit kan veroorzaakt worden door veel water te drinken- te zijn, hetgeen gelijkgesteld wordt met een positieve uitslag. Uit de latere urinecontrole bleek overigens een positieve THC-score. Bij de kamercontrole zijn er voorwerpen aangetroffen
die
klager niet zijn toegestaan om op kamer te hebben. Klager heeft zich niet gehouden aan afspraken. Hem zijn terecht de beperkingen opgelegd.
Met betrekking tot b.:
Er is sprake van een mislukte resocialisatiepoging. De situatie is nog steeds ongewijzigd. Er is geen sprake van een duidelijk verbeterde verstandhouding. De situatie is zelfs verder verscherpt. Er is geen perspectief op voortzetting van de
behandeling.
Voor wat betreft het vluchtgevaar verschillen klager en de inrichting van mening. Er waren voldoende redenen voor voortzetting van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg.
Met betrekking tot c.:
Op de afdeling voor intensieve zorg is het uitgangspunt dat het bezoek plaatsvindt in de bedoelde ruimte. Indien echter bezoek op kamer kan worden toegestaan vindt het bezoek op kamer plaats. De meeste tbs-gestelden op klagers afdeling verblijven daar
al heel lang. Klager en de inrichting verschillen van mening over het risico. Met name het ontvluchtingsrisico noodzaakt dat het bezoek op deze wijze plaatsvindt.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a. overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en de behandeling ter zitting vast is komen staan dat uit een urineonderzoek bleek dat klagers urine verdund was, waardoor het THC-gehalte niet kon worden gemeten, er voorwerpen op
zijn kamer zijn aangetroffen die klager niet op kamer mocht houden en dat hij zich terugtrok op zijn kamer, waarbij hij stelde ziek te zijn maar het aanbod om zich te laten onderzoeken door een arts heeft afgewezen.
Op grond van deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat er voldoende gronden waren om klager de betreffende beperkingen op te leggen en dat de beslissing van het hoofd van de inrichting niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Door de raadsvrouw is aangevoerd dat er geen verband bestaat tussen de feiten en opgelegde ‘disciplinaire maatregelen’ als vermeld in artikel 49, eerste lid, Bvt. De beroepscommissie oordeelt dat de wet de ‘disciplinaire maatregel’ niet kent en dat aan
klager ordemaatregelen en geen disciplinaire straffen zijn opgelegd. Nu artikel 49 Bvt enkel betrekking heeft op disciplinaire straffen treft dit verweer geen doel.

Met betrekking tot b. overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en de behandeling ter zitting vast is komen staan dat klager in het verleden meermalen is ontvlucht uit een tbs-inrichting bij onvrede over het verloop van zijn behandeling. Klagers
resocialisatiepoging is beëindigd en door de inrichting is verzocht om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. Klager heeft eerder aangekondigd dat indien longstayplaatsing aan de orde zou zijn hij zal trachten te ontvluchten. Door het hoofd
behandelzaken is aangegeven dat de voortzetting van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg nog steeds noodzakelijk is. Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Met betrekking tot c. overweegt de beroepscommissie dat klager zich beklaagt ten aanzien van een vermeende schending van het recht op bezoek (zonder toezicht) en dat dit volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie vatbaar is voor beklag. In
artikel 37, vierde lid Bvt is bepaald dat hoewel bezoek in beginsel zonder toezicht plaatsvindt het hoofd van de inrichting, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang in artikel 35, derde lid van de Bvt, kan bepalen dat tijdens het bezoek
toezicht kan worden uitgeoefend. Uit het vierde lid van artikel 37 Bvt volgt dat het toezicht kan inhouden het meeluisteren of opnemen van gesprekken. De Memorie van toelichting geeft geen limitatieve opsomming van de wijze waarop het toezicht kan
worden uitgeoefend. De beroepscommissie overweegt dat klagers bezoek plaatsvindt in een bezoekruimte op de afdeling waar drie wanden van glas zijn en de vierde wand een muur betreft. Het toezicht blijft beperkt tot visueel toezicht. De
beroepscommissie
is van oordeel dat hieruit niet volgt dat er op klagers bezoek daadwerkelijk systematisch toezicht wordt gehouden. De wijze waarop klager binnen de inrichting bezoek ontvangt, kan worden aangemerkt als het op reguliere wijze ontvangen van bezoek zonder
toezicht. Derhalve is geen sprake van beperking op het bezoekrecht.

Gelet op het bovenstaande komt de beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie met juistheid op de beklagen heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraken van de beklagcommissie worden bevestigd met
wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven