Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3354/TB, 28 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3354/TB

betreft: [klager] datum: 28 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.J. Koningsveld, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 3 december 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, en namens de Staatssecretaris, mr. N.J. Mathura, en de
behandelcoördinator van longstayafdeling van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting (hierna: de Pompestichting) te Vught [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager op een longstayafdeling van de Pompestichting te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 12 november 2001 geplaatst in de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht.
Vervolgens is klager op 26 januari 2005 overgeplaatst naar de Pompestichting te Nijmegen.
Bij advies van 26 oktober 2007 van de landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) is aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Staatssecretaris geadviseerd klager te plaatsen op een longstayafdeling. Overeenkomstig dit advies heeft
de Staatssecretaris op 3 december 2007 beslist klager te plaatsen op een longstayafdeling van de Pompestichting. Deze plaatsing is op 2 januari 2008 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat niet voldaan wordt aan de criteria voor een longstayplaatsing. Klager kan zich niet met het LAP-advies verenigen dat er sprake zou zijn van voortdurende delictgevaarlijkheid. Hem is geen ‘state of the art’
behandeling geboden. Klager is van mening dat hij een goede reden had voor het delict. Volgens de inrichting zou klager een andere visie op het delict moeten hanteren. Het standpunt van klager wordt niet gerespecteerd. Dat klager een andere visie op
het
delict heeft, is geen reden om hem niet te behandelen. Klager zou graag behandeld willen worden met respect voor zijn standpunt. Hij heeft vier maanden meegewerkt aan zijn behandeling en vervolgens werd een longstayplaatsing aangevraagd. Hij was daar
kwaad om en heeft daarna niet meer meegewerkt aan behandeling. In de Pompestichting is gebleken dat er stukken in klagers dossier zitten die hij zelf nooit heeft gezien. Klager mag die stukken niet lezen. De raadsman is bezig om klagers dossier
compleet
te krijgen. Voor het vertrouwen van klager is dat van elementair belang.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De beslissing om klager op een longstayafdeling te plaatsen, is genomen met inachtneming van de criteria voor een longstayplaatsing. Klager is een ‘state of the art’ behandeling geboden maar hij heeft in de Oostvaarderskliniek noch in de Pompestichting
willen meewerken aan welke vorm van behandeling dan ook. Klager heeft meer dan zes jaar in twee verschillende tbs-inrichtingen verbleven.
De LAP heeft de Staatssecretaris op 26 oktober 2007 geadviseerd om klager op een longstayafdeling te plaatsen. Uit de bij de stukken gevoegde multidisciplinaire rapportages volgt dat het recidivegevaar onverminderd is gebleven en dat klager iedere
medewerking aan behandeling heeft geweigerd.
Verzocht wordt om het beroep ongegrond te verklaren.

De behandelcoördinator van de lonstayafdeling van de Pompestichting te Vught heeft aangevoerd dat aan klager in ieder geval een delictanalyse, deelname aan een dadergroep gewelddadige delicten en een Liebermann-module is aangeboden en dat hij dit
geweigerd heeft. Klager weigert iedere vorm van therapie. De stukken, waarvan klager stelt dat hij ze nooit eerder heeft gezien, hebben met klagers strafzaak te maken en dit staat los van zijn behandeling.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject
niet
heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Volgens het betreffende beleidskader dient voorts nog aan de volgende criteria te worden voldaan voordat plaatsing op een longstayafdeling kan plaatsvinden: a) de terbeschikkinggestelde dient conform de ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden te
ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen zonder dat dit geleid heeft tot substantiële vermindering van het delictgevaar (....) en b) er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 27 februari 2006, het advies van de LAP van 26 oktober 2007 en de pro
justitia-rapportages van 26 juni 2006, 18 januari 2007 en 2 mei 2007, welke naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in
een
longstayvoorziening, heeft de Staatssecretaris er in redelijkheid van kunnen uitgaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling van de Pompestichting niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor
plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Uit genoemde stukken volgt dat klager iedere vorm van behandeling en
medewerking weigert en dat klagers delictgevaarlijkheid onverminderd hoog is. Naar het oordeel van de beroepscommissie staat voldoende vast dat klager in beide klinieken een volwaardige behandeling is aangeboden, dat klager op dit behandelaanbod niet
wenste in te gaan, doet daar niet aan af.

De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op het bovenstaande niet kan worden geconcludeerd dat het langdurige behandelaanbod niet als overeenkomstig de ‘state of the art’ zou kunnen worden aangemerkt. Voorts is in aanmerking genomen dat ook in een
longstayvoorziening een verplegings- en behandelingsplan wordt opgesteld, zij het dat dit niet (primair) is gericht op resocialisatie maar op stabilisatie, in welk kader wordt getoetst of eventuele vooruitgang alsnog zou kunnen leiden tot overplaatsing
naar een reguliere tbs-inrichting.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven