Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3518/TA, 27 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3518/TA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 december 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R. Polderman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het gedwongen worden tot een gesprek met een medewerker van de inrichting.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager dient in zijn beklag te worden ontvangen op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt, nu hij het moeten voeren van gesprekken met de coördinerend sociotherapeut als dwangbehandeling ervaart. Daarmee wordt immers een inbreuk op zijn
psychische gezondheid gemaakt en is sprake van geestelijke mishandeling.
Verder heeft de beklagrechter het 5 G-schrijven van klager niet betrokken in de beslissing over het incident met de coördinerend sociotherapeut. Laatstgenoemde pleegt namens het hoofd van de inrichting een dictatuur. Klager eist daarvoor een
compensatie. Hij wenst zijn klacht ter zitting met zijn raadsman toe te lichten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Nu er zich bij de stukken geen 5 G-schrijven bevindt, wordt er van uitgegaan dat een en ander bij de beklagzitting aan de orde is geweest. Een 5 G-schrijven is bedoeld als een stuk waarop een patiënt gevraagd wordt om naar aanleiding van een incident
of
gebeuren zijn gevoelens, gedachten en dergelijke op papier te zetten en te bespreken. Op die manier kan de patiënt ook zelf zicht krijgen op zijn doen en laten.
Klager ziet dit ten onrechte als dictatuur. Dit betreft een niet beklagwaardige kwestie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om het beroep te kunnen beoordelen. Zij wijst klagers verzoek om behandeling van zijn beroep ter zitting om die reden af.

Klagers beklag is op te vatten in die zin dat het moeten voeren van gesprekken met de coördinerend sociotherapeut strijd oplevert met het in artikel 3 EVRM neergelegde verbod op mishandeling.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van een in de wet- of regelgeving dan wel verdrag neergelegd recht beklagwaardig.
Klager had derhalve in zijn klacht moeten worden ontvangen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan niet worden geoordeeld dat sprake is van schending van artikel 3 EVRM. Vast staat immers dat de rechter klager wegens het plegen van een delict tbs heeft opgelegd en dat klager in het kader daarvan in een
tbs-inrichting dient te worden verpleegd. Het verblijf in de inrichting heeft tot doel te trachten via behandeling van klager diens recidiverisico te verminderen. Daarbij hoort ook dat medewerkers van de inrichting proberen met klager te spreken over
het delict waarvoor hem door de rechter tbs is opgelegd, over daarmee samenhangende onderwerpen en over gebeurtenissen binnen de tbs-inrichting. Deze handelwijze levert geen schending op van het in artikel 3 EVRM neergelegde verbod op mishandeling.
De omstandigheid dat klager zijn delict, waarvoor hem tbs is opgelegd, ontkent en meent dat hij terzake daarvan geen behandeling nodig heeft, kan daaraan niet afdoen.

De klacht dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven