Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0485/GV, 8 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/485/GV

betreft: [klager] datum: 8 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 februari 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Nu er onvoldoende rekening wordt gehouden met de groei van klagers persoonlijkheid en zijn gedrag in detentie, wordt klager ernstig geschaad in zijn pogingen om terug te keren in de maatschappij. De aanvragen voor algemeen verlof zijn afgewezen,
terwijl
de gevangenis de verlofaanvragen heeft ondersteund. Die ondersteuning is gebaseerd op klagers goed getoond gedrag. De afwijzingen zijn gebaseerd op verouderde c.q. onjuiste feiten. Het reclasseringsrapport dateert van juni 2007 en spreekt zichzelf
tegen. Zo is onder het kopje ‘delictgegevens’ opgenomen dat klager de invloed van middelen op zijn gedrag erkent, terwijl het tegenovergestelde staat onder het kopje ‘alcoholgebruik’. Klager heeft het gepleegde delict nimmer gebagatelliseerd. Er is
sprake van frequent alcoholmisbruik. Klager gebruikt geen drugs. Klagers is daar viermaal op gecontroleerd en de uitslagen waren negatief. Klagers invrijheidstelling is voorzien in augustus 2008. Klager is een zogenoemde ‘first offender’ en zijn
recidivekans is gemiddeld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de rapportage blijkt dat klager weliswaar als ‘first offender’ wordt gezien, maar ook dat klager in het verleden meermalen in aanraking is geweest met justitie terzake van openlijke geweldpleging ten opzichte van personen. Tevens blijkt uit het
reclasseringsrapport dat klager het alcoholgerelateerde delict bagatelliseert. Door de combinatie van die factoren is de Staatssecretaris niet overtuigd van klagers inzichten in zijn delictpleging, waarbij klager in het onderhavige delict gebruik heeft
gemaakt van een vuurwapen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenisunit van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie adviseert om klager geen verlof te verlenen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven dat het voor de rechtsgemeenschap onbegrijpelijk is dat iemand, die is veroordeeld voor poging tot doodslag en nog geen jaar van zijn straf heeft uitgezeten, alweer naar
buiten mag. Het delict is gepleegd in Roosendaal en een confrontatie met het slachtoffer en/of diens vrienden en/of familie is mogelijk en ongewenst. De officier van justitie adviseert negatief ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens - kortweg - poging tot moord, eenvoudige mishandeling en het voorhanden hebben van een wapen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 augustus 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De directeur van de gevangenisunit te Dordrecht heeft aangegeven positief te staan tegenover verlofverlening op grond van klagers getoond gedrag. Echter, blijkens het advies van de officier van justitie is verlofverlening niet toelaatbaar, gelet op de
aard en de ernst van het delict en de daaruit vloeiende maatschappelijke onrust. Een mogelijke confrontatie met het slachtoffer of diens familie is ongewenst. Ook de politie heeft negatief geadviseerd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet
op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder g en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven