Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25105/GB, 25 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/25105/GB   

Betreft [klager]

Datum 25 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 3 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is door het gerechtshof veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Op 5 november 2022 zou klager voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. De einddatum zal echter eerder zijn, omdat de Hoge Raad de straf heeft verminderd naar vijf jaar en tien maanden. Ook loopt er nog een andere strafzaak in hoger beroep, waarbij klager in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden. Een openstaande strafzaak kan slechts bijdragen aan de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een BBA, wanneer is gebleken dat de berechting van die strafzaak zal plaatsvinden voor de huidige einddatum en wanneer aannemelijk is dat de berechting zal leiden tot aanpassing van de einddatum van detentie. Dat is hier niet het geval. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak is recent verplaatst van 12 april 2022 naar 19 september 2022. De uitspraak van het gerechtshof zal niet plaatsvinden voor de huidige einddatum van klagers detentie.

Daarnaast hebben zowel klagers toenmalige als klagers huidige behandelaar van De Waag uitdrukkelijk aangegeven voordelen te zien in het verlenen van vrijheden aan klager vanuit behandelperspectief. Klager is bovendien intern aangemeld bij De Waag Utrecht voor begeleiding ‘buiten’. Er kan niet worden volgehouden dat de behandelduur van klager mede dient te leiden tot afwijzing van het verzoek.

Tot slot draait klager mee in het plusprogramma en heeft hij allerlei trainingen en cursussen afgerond. Ook heeft hij eerder zonder problemen onbegeleid verlof genoten en is een volgend verlof toegekend. De reclassering heeft positief geadviseerd over klagers deelname aan een penitentiair programma en klager heeft betaald werk gevonden.

Verzocht wordt (onder meer) om een tegemoetkoming aan klager toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Het verzoek is afgewezen vanwege een nog openstaande strafzaak uit 2017, die voor de einddatum van klagers detentie voorkomt en hiermee invloed heeft op die einddatum. Zowel de vrijhedencommissie als het Openbaar Ministerie (OM) hebben negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. Het OM heeft laten weten dat de zitting in klagers openstaande strafzaak gepland staat op 9 augustus 2022. Nu de huidige einddatum 21 september 2022 is en de zitting op 9 augustus 2022 gepland staat, zal er nog voor de einddatum uitspraak worden gedaan. Aangezien de einddatum van klagers detentie niet langer vaststaat, kan niet worden voldaan aan de in artikel 20ab van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: Regeling) gestelde eis.

3. De beoordeling

Klager is sinds 6 november 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en tien maanden met aftrek, wegens het plegen van verschillende vermogensdelicten. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 21 september 2022.

De regelgeving

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. Op grond van artikel 20ab van de Regeling gelden daarvoor de volgende voorwaarden:

-    de gedetineerde ondergaat een gevangenisstraf langer dan zes maanden;

-    de gedetineerde moet nog hoogstens een zesde deel van zijn gevangenisstraf ondergaan, voordat hij (voorwaardelijk) in vrijheid kan worden gesteld;

-    het verlof duurt minimaal vier weken en maximaal twaalf maanden;

-    de duur van het verlof wordt vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan).

De bestreden beslissing

Klagers verzoek om in een BBA te worden geplaatst is afgewezen, omdat de einddatum van zijn detentie niet vaststaat vanwege een nog openstaande strafzaak.

De overwegingen van de beroepscommissie

Vaststaat dat sprake is van een openstaande strafzaak, waarvan het hoger beroep nog loopt. Dat kan meewegen bij de afwijzing van een verzoek. Een lopend hoger beroep brengt altijd onzekerheid met zich mee. Daarom is van belang (vergelijk RSJ 24 februari 2022, 21/24595/GB):

-    of bekend is wanneer het hoger beroep inhoudelijk wordt behandeld;

-    of de uitspraak in het hoger beroep redelijkerwijs vóór de (fictieve) einddatum van klagers detentie kan worden verwacht;

-    of er redenen zijn om aan te nemen dat de uitkomst in hoger beroep de einddatum zodanig zou kunnen laten verschuiven, dat klager op dat moment niet meer in aanmerking zou komen voor de BBA.

Dat eerste en tweede is in klagers situatie in ieder geval aan de orde. Klagers fictieve einddatum is momenteel bepaald op 21 september 2022 , terwijl uit de inlichtingen van het Legal Office Executie (LOE) van het OM blijkt dat de zitting in de openstaande strafzaak gepland staat op 9 augustus 2022. Voor wat betreft het derde punt overweegt de beroepscommissie als volgt.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf en uit inlichtingen van verweerder blijkt dat klager voor de openstaande strafzaak nog geen tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als in hoger beroep het oordeel van de rechtbank wordt gevolgd, zou de einddatum van klager dusdanig verschuiven, dat hij niet meer in aanmerking zou komen voor de BBA.

Gelet op de reële mogelijkheid dat klagers strafrestant door berechting in de openstaande strafzaak boven de twaalf maanden zal uitkomen, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 25 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven