Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20487/GA, 27 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer 21/20487/GA 

Betreft [Klager]

Datum 27 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma voor de duur van 26 weken.

De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 10 maart 2021 het beklag ongegrond verklaard voor zover het ziet op de beslissing om klager te degraderen en gegrond verklaard voor zover de degradatiebeslissing de duur van 13 weken te boven gaat. De beklagcommissie heeft de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen voor de periode van na 13 weken (IJ-2021-000056). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Krimpen aan den IJssel, […], juridisch medewerker bij de PI Krimpen aan den IJssel, en klagers raadsvrouw mr. F.O. Ligeon-Merton gehoord op de digitale zitting van 17 maart 2022. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de digitale zitting te worden gehoord.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De uitspraak van de beklagcommissie ontbeert een zorgvuldige en deugdelijke motvering, nu de beklagcommissie niet gemotiveerd heeft in welke uitzonderlijke gevallen een terugplaatsing voor de duur van 26 weken voorkomt. Dit volgt immers niet uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), noch uit de nota van toelichting bij de Regeling. Ook heeft de beklagcommissie niet gemotiveerd waarom zij de duur van 13 weken wel passend acht, terwijl de directeur in zijn beslissing wel gemotiveerd heeft waarom hij de duur van 26 weken in klagers geval passend acht. Voor zover de beklagcommissie de gegeven motivering onvoldoende draagkrachtig vindt, had de beklagcommissie de beslissing in zijn geheel moeten vernietigen en de directeur moeten opdragen om in zijn geheel een nieuwe beslissing te nemen. Door in de uitspraak expliciet op te nemen dat de degradatie, voor zover deze de duur van 13 weken te boven gaat, te lang is, bepaalt de beklagcommissie dat voor de gedraging van klager (het bezit van twee mobiele telefoons) een uitsluiting voor de duur van 13 weken wél passend zou worden geacht. Hiermee is geen sprake meer van een marginale toetsing, nu de beklagcommissie hierdoor de inhoud van de beslissing zelf bepaalt. Daarbij is mede van belang dat de wetgever het bepalen van de duur van de uitsluiting van deelname aan het plusprogramma uitdrukkelijk aan de directeur heeft toebedeeld, om welke reden de beklagcommissie nimmer de duur van de uitsluiting had mogen bepalen. De beklagcommissie is hiermee op de stoel van de directeur gaan zitten, terwijl dit een aan de directeur voorbehouden beslissing is.

Standpunt van klager

Klager is in zijn beleving veel zwaarder gestraft dan andere gedetineerden in vergelijkbare situaties. Er zijn andere gevallen in de PI bekend waarbij gedetineerden maar 6 weken zijn gedegradeerd wegens het bezit van telefoons.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling bepaalt de directeur de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te kunnen komen. Deze periode is minimaal 6 weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

Onweersproken is dat er twee mini telefoons zijn aangetroffen bij klager in zijn verblijfsruimte. Het bezit van een verboden voorwerp, zoals een telefoon, levert ontoelaatbaar gedrag op wat, op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling, leidt tot directe degradatie naar het basisprogramma. Indien de directeur aanleiding ziet om een langere periode in acht te nemen dan de minimale 6 weken, waarin de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld om gewenst gedrag te laten zien om zo weer in aanmerking te kunnen komen voor promotie, dient de directeur zijn besluit te motiveren. De directeur heeft zijn besluit om klager voor de duur van 26 weken te degraderen als volgt gemotiveerd. Klager was in het bezit van meerdere mobiele telefoons die vernuftig waren verstopt in gebruikte inhalers (de beroepscommissie begrijpt: inhalatoren). Daarbij zou het bezit hiervan de mogelijkheid bieden tot voortgezet crimineel handelen.

De beroepscommissie overweegt dat de enkele omstandigheid dat een telefoon de mogelijkheid biedt tot voortgezet crimineel handelen, niet betekent dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij klagers terugplaatsing naar het basisprogramma van ruim vier keer de minimale duur passend acht. Zo heeft de directeur nagelaten om de criteria die volgen uit artikel 1d, zesde lid, van de Regeling (zoals bijvoorbeeld het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont) bij zijn motivering te betrekken. Daarbij acht de beroepscommissie het argument dat het bezit van een telefoon wel eens de mogelijkheid zou kunnen bieden tot voortgezet crimineel handelen in detentie, onvoldoende zwaarwegend om een terugplaatsing naar het basisprogramma voor de duur van 26 weken te rechtvaardigen. Voorts overweegt de beroepscommissie dat des te langer de duur van de terugplaatsing naar het basisprogramma is, des te meer van de directeur verwacht mag worden ten aanzien van de motivering van de beslissing.

De beroepscommissie volgt de directeur niet in zijn stelling dat er geen sprake meer is van een marginale toetsing doordat de beklagcommissie de duur van de uitsluiting heeft bepaald terwijl de wetgever dit uitdrukkelijk aan de directeur heeft toebedeeld. De omstandigheid dat de duur van de degradatie marginaal getoetst wordt betekent niet dat de beklagcommissie (dan wel de beroepscommissie) op basis van de feiten en omstandigheden niet kan oordelen dat de degradatie voor een te lange duur is opgelegd. Ook staat het de beklagcommissie vrij om hieraan een maximum qua redelijkheid en billijkheid te verbinden, zoals in onderhavig geval ook is gebeurd. De beroepscommissie begrijpt dat de directeur graag voorbeelden zou willen van situaties waarin een degradatie van 26 weken wel gerechtvaardigd zou zijn, nu dit noch uit de Regeling noch uit de nota van toelichting bij de Regeling volgt. Echter zal dit zich verder in de praktijk moeten ontwikkelen aan de hand van individuele gevallen die ter beoordeling aan de beklag- en beroepscommissie worden voorgelegd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur ten aanzien van de duur van de degradatie als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. Hierbij merkt de beroepscommissie nog op dat in deze procedure niet voorligt of een termijn van 13 weken wel redelijk is, nu enkel de directeur en niet klager in beroep is gekomen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 27 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven