nummer: 08/613/GV
betreft: [klager] datum: 8 april 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 maart 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Omtrent de poging tot ontvluchting op 17 november 2005 bestaan verschillende scenario’s. Klager mocht op 15 november 2005 de inrichting verlaten in verband met het overlijden van zijn oma. Omdat er geen
vervoer was geregeld, heeft klager een overdosis medicijnen ingenomen. Op 17 november 2005 kwam klager bij in het ziekenhuis. Klager was toen verward en verdrietig. Er bestaat twijfel over wat er toen precies is gebeurd. Klager is in ieder geval
behoorlijk gestraft en heeft tot 2007 op de GRIP-lijst gestaan, waardoor hem meerdere beperkingen zijn opgelegd en hij alleen met extra beveiligd vervoer vervoerd kon worden. In mei 2006 heeft klager een verzoek ingediend voor een bezoek aan zijn zieke
ouders. Klager is niets bekend over een ontsnapping. Het bezoek vond plaats op een politiebureau. Ontsnappen is dan onmogelijk. Op 23 april 2007 is klager op eigen gelegenheid naar de p.i. Maashegge gegaan. Klager kwam drie uur te laat in verband met
een staking bij het openbaar vervoer. Vervolgens is hem de toegang geweigerd. De p.i. Ter Apel heeft klager niet geïnformeerd over de vervoersperikelen.
De vrouw, met wie klager in 1998 is getrouwd, is zwanger. Klager bevreemdt zich over het feit dat de politie niets afweet van het huwelijk. Het negatieve advies van TR bevreemdt klager eveneens, omdat er nooit een gesprek heeft plaatsgevonden. De p.i.
De IJssel heeft negatief geadviseerd vanwege de 60 klaagschriften die klager bij de beklagcommissie heeft ingediend. Klagers gedrag in de p.i. De IJssel is goed. Diverse transporten met DV&O naar het ziekenhuis zijn goed verlopen. Klager kan niet
logeren bij zijn ouders, omdat zij een aanleunwoning hebben. De selectiefunctionaris heeft klager in april 2007 wel geselecteerd voor een b.b.i. Toen was er geen aanleiding het (regimaire) verlof af te wijzen. Klager heeft recht op verlof om zich voor
te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat klager heeft aangetoond niet met vrijheden te kunnen omgaan. Bij herhaling heeft klager zich onttrokken aan zijn detentie. Op
17 november 2005 heeft klager een poging ondernomen tot ontvluchting vanuit een ziekenhuis, alwaar hij ter observatie was opgenomen. Daarbij heeft hij aanzienlijke agressie gebruikt. Een half jaar later meldde klager, dat hij zou willen ontsnappen bij
een bezoek aan zijn ouders. In april 2007 heeft klager zich daadwerkelijk aan het toezicht onttrokken. Bovendien is er onduidelijkheid over de zwangerschap van klagers vriendin. De politie is niet op de hoogte van het bestaan van een vriendin. De
politie twijfelt over de oprechtheid van de reden van het verlof. Ook heeft de politie aangegeven, dat de bewoner van het opgegeven verlofadres antecedenten heeft en dat het niet wenselijk is dat klager zijn verlof op dat adres doorbrengt. Het bureau
TR
heeft gemotiveerd een negatief advies uitgebracht en de inrichting maakt melding van negatief functioneren van klager op de verblijfsafdeling.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel, de politie te Zeist en het hoofd Coördinatiebureau TR adviseren negatief ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis in het kader van de wet Terwee van in totaal 474 dagen. De einddatum van klagers detentie is vooralsnog op 13 februari 2009.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de stukken komt naar voren dat klager in november 2005 een poging tot ontvluchting heeft ondernomen vanuit een ziekenhuis. In mei 2006 heeft klager meegedeeld dat hij tijdens een bezoek aan zijn ouders zou willen ontvluchten. In de periode van 23
april 2007 tot 7 september 2007 heeft klager zich daadwerkelijk aan zijn detentie onttrokken. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, 8 april 2008
op
secretaris voorzitter