Nummer 21/25045/GM
Betreft [Klager]
Datum 16 juni 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat er medicatie is toegediend, zonder dat dit met klager is besproken.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de digitale zitting van 25 maart 2022. De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft in zijn beroepschrift naar voren gebracht dat hem medicatie is toegediend zonder dat hij daarover is geïnformeerd. Klager ervaarde (psychische) verschijnselen, waaronder een rare metaalachtige smaak in zijn mond. Tevens is gebleken dat zijn bloedwaarden zijn veranderd. Op basis van deze verschijnselen concludeert klager dat hem medicatie is toegediend. De verschijnselen die klager ervaarde zijn namelijk niet op een andere wijze te verklaren. Dit is in strijd met artikel 71b in verbinding met artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet. Er is onvoldoende uitgezocht of klager inderdaad is geïnformeerd over de medicatie die staat vermeld in het medisch dossier.
Ter zitting is toegelicht dat er geen objectieve bewijsmiddelen zijn om de stellingen van klager te ondersteunen. Het gaat om de periode vóór de start van de a-dwangbehandeling, dus zo rond juni tot en met oktober 2021. Het zou misschien ook gekomen kunnen zijn door suikerziekte en te hoog cholesterol. Klagers bloedwaarden waren onstabiel en de ontsteking moet ergens vandaan komen. Klager denkt nu echter niet meer dat hij achter zijn rug om medicatie heeft gekregen. Nu krijgt klager medicatie en de klachten zijn minder. Klager wil het wel uitgezocht hebben waar de metaalsmaak vandaan komt en waarom zijn bloedwaardes zijn veranderd. Dat is voor hem ook de reden om dit beroep te handhaven.
Standpunt van de inrichtingsarts
Bij binnenkomst op de huidige afdeling heeft een kennismakingsgesprek met klager plaatsgevonden. Klager gaf tijdens dit gesprek aan dat het hem niet duidelijk was wat de reden is van het voorschrijven van medicatie. Tijdens gesprekken met de verpleegkundig specialist op 21 juni 2021 en de psychiater op 29 juni 2021 is met klager gesproken over de voorgeschreven medicatie. Het is uitgesloten dat klager van de psychiater andere medicatie toegediend heeft gekregen dan de met hem besproken orale vorm van paliperidon. De genoemde metaalsmaak valt niet te verklaren vanuit eventueel onrechtmatig toegediende medicatie, maar zou passend kunnen zijn bij psychosomatische klachten of bij tactiele hallucinaties vanuit psychotische origine. De verhoogde leverwaarden zijn het gevolg van leververvetting en worden door de medische dienst opgevolgd.
3. De beoordeling
Waartegen is het beroep gericht?
Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 23 december 2021. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.
Inhoudelijk
Zoals door de raadsvrouw ter zitting is onderkend, zijn er geen objectieve gegevens beschikbaar die erop wijzen dat aan klager – zonder dat dit met hem is overlegd – medicatie is toegediend. Door de inrichtingsarts is in de reactie op het beroepschrift beschreven dat met klager meerdere gesprekken zijn gevoerd over de redenen van het toedienen van medicatie en dat het is uitgesloten dat aan klager andere medicatie is toegediend dan de met hem besproken paliperidon. De beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid van deze inlichtingen te twijfelen. Nu er geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat zonder klagers medeweten en zonder dat daartoe uitleg is gegeven medicatie is toegediend (en klager dit ook heeft bevestigd ter zitting van de beroepscommissie), kan het handelen van de inrichtingsarts dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. Dat klagers bloedwaardes veranderen en hij een metaalsmaak heeft in zijn mond, betekent niet dat zonder medeweten van klager medicatie aan hem is toegediend. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter