Nummer 22/25372/GV en 22/25698/GV
Betreft [klager]
Datum 13 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de vermeende beslissingen van de Minister voor Rechtsbescherming van 12 januari 2022 (22/25372/GV) respectievelijk 26 januari 2022 (22/25698/GV) om negatief te adviseren op klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof.
2. De ontvankelijkheid
Klager is sinds 3 februari 2021 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van achttien maanden en drie weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek. Aansluitend ondergaat hij op dit moment een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 juni 2022.
Sinds 1 juli 2021 luidt artikel 3 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), voor zover hier relevant, als volgt:
De directeur vraagt de selectiefunctionaris om advies in geval hij bevoegd is namens de minister te beslissen op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof.
Indien de selectiefunctionaris namens de minister bevoegd is de beslissing op het verzoek om verlof te nemen, stuurt de directeur het verzoek met zijn advies onverwijld naar de minister.
Artikel 18 van de Regeling luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
Op een eerste verzoek van een gedetineerde om kortdurend of langdurend re-integratieverlof beslist de selectiefunctionaris namens de minister indien het een gedetineerde betreft die, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan twee jaar tenzij de selectiefunctionaris wil afwijken van het advies van de directeur bedoeld in artikel 3, zesde lid. In dat geval beslissen de directeur van de divisie Individuele Zaken (DIZ) en de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring (GW/VB) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid tezamen namens de minister.
De directeur is bevoegd om te besluiten op verzoeken om kortdurend en langdurend re-integratieverlof van gedetineerde met: een gevangenisstraf tot maximaal twee jaar, en een gevangenisstraf langer dan twee jaar indien het eerste re-integratieverlof zonder incidenten is verlopen.
Gelet op artikel 18, tweede lid, van de Regeling was de directeur in klagers situatie bevoegd om te beslissen op zijn verzoek om langdurend re-integratieverlof en niet de selectiefunctionaris, zoals door de raadsman gesteld. In een dergelijke situatie vraagt de directeur de selectiefunctionaris om een advies, zoals is bepaald in artikel 3, vijfde lid, van de Regeling. Blijkens de stukken is zowel op 12 januari 2022 als op 26 januari 2022, op verzoek van de directeur, advies uitgebracht door de selectiefunctionaris.
Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, openstaat, een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepscommissie, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw.
De beroepscommissie leidt uit de beroepschriften af dat klagers beroepen gericht zijn tegen de (negatieve) adviezen van de selectiefunctionaris met betrekking tot zijn verzoek om langdurend re-integratieverlof. Het advies van de selectiefunctionaris aan de directeur is echter geen beslissing als bedoeld in artikel 72, tweede lid, van de Pbw, zoals de raadsman stelt. Het gegeven dat de directeur bij het verzoek om advies aan de selectiefunctionaris reeds een vrijhedenadvies heeft meegestuurd, maakt dit oordeel niet anders. Nu geen sprake is van beslissingen waartegen beroep kan worden ingesteld, kan klager niet worden ontvangen in zijn beroepen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroepen.
Deze uitspraak is op 13 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter