Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0343/GB, 7 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/343/GB

Betreft: [klager] datum: 7 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. Korvinus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 januari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 november 2006 in Nederland gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Amsterdam. Op 11 januari 2008 is hij geplaatst in de gevangenis Alphen aan den Rijn, waar een regime van algehele
gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Anders dan door de selectiefunctionaris wordt aangevoerd, heeft klager nooit een voorkeur voor plaatsing in de gevangenis Alphen aan den Rijn uitgesproken. Hij heeft zich steeds tegen overplaatsing verzet. Hetgeen daaromtrent door de psycholoog van het
Penitentiair Selectiecentrum (PSC) naar voren is gebracht is onjuist. In het bezwaarschrift is klagers verslechterende lichamelijke en geestelijke toestand uitgebreid uiteengezet. Ter ondersteuning daarvan is een beroep gedaan op diverse rapporten van
(externe) deskundigen. Uit die rapportages komt genoegzaam naar voren dat het onverantwoord is klager over te plaatsen naar een reguliere gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Verwezen wordt naar het psychiatrisch rapport van 18 januari
2008, opgemaakt door [...], waaruit naar voren komt dat klager detentieongeschikt zou zijn en dat hij uit het detentiemilieu zou moeten worden verwijderd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 7 januari 2008 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Alphen aan den Rijn. De keuze voor die inrichting was ingegeven naar aanleiding van de rapportages van de gedragsdeskundigen van het h.v.b./ISD Amsterdam en het PSC. Uit die
rapportages komt naar voren dat klager geschikt is voor plaatsing in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap, zij het dat het een inrichting zou moeten zijn met wat kleinere afdelingen. Aangegeven werd dat de gevangenis Alphen aan den
Rijn een inrichting was met dergelijke afdelingen. Vanuit het h.v.b./ISD Amsterdam werd aangegeven dat een plaatsing in de omgeving van klagers woonplaats, Sassenheim, voor klager van belang zou zijn, zulks in verband met zijn bezoek. Blijkens het
rapport van het PSC heeft klager aangegeven een voorkeur te hebben voor plaatsing in Alphen aan den Rijn. Het heeft de selectiefunctionaris bevreemd dat klager vervolgens een bezwaarschrift heeft ingediend. Achteraf bleek dat klagers raadsman aan een
collega van de selectiefunctionaris heeft gevraagd om klager te plaatsen in de Individuele Begeleidingsafdeling (IBA) gevangenis Zuyderbos. Mede omdat door de gedragsdeskundige van de locatie Zuyderbos is aangegeven dat klager geen IBA-kandidaat zou
zijn, is het bezwaar ongegrond verklaard. Ten aanzien van het rapport van de externe gedragsdeskundige, waarin klager als detentieongeschikt wordt beoordeeld, geldt, dat dit rapport door de selectiefunctionaris is doorgezonden naar de
gedragsdeskundigen
van de gevangenis Alphen aan den Rijn, met het verzoek om de selectiefunctionaris te berichten over hun bevindingen te dien aanzien. Indien mocht blijken dat de door de externe gedragsdeskundige verstrekte informatie dient te leiden tot een andere
keuze
voor klagers verblijf in detentie, zal de selectiefunctionaris daar rekening mee houden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Alphen aan den Rijn is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. In het kader van de selectie van klager wordt een beroep gedaan op het feit dat hij detentieongeschikt zou zijn. Daarbij wordt in het beroepschrift verwezen naar rapportage die in de strafzaak van klager een rol heeft gespeeld. Die rapporten
zijn in de onderhavige procedure niet overgelegd. Op grond van die rapporten heeft de strafrechter niet aangenomen dat sprake is van detentieongeschiktheid. Waar het gaat om het in beroep overgelegde rapport van [deskundige] heeft de
selectiefunctionaris aangegeven de bevindingen van dit rapport aan een nadere toetsing te willen onderwerpen. Daarmee heeft de selectiefunctionaris aangegeven de plaatsing van klager, gelet op diens psychische gesteldheid, met de nodige zorgvuldigheid
te behandelen.
Bij de onderhavige selectie van klager is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van klager nu uitdrukkelijk is gekozen voor een inrichting met kleine afdelingen, welke niet te ver verwijderd is van de woonplaats van het bezoek van
klager.
Daarbij wil de beroepscommissie in het midden laten of klager al dan niet een voorkeur voor de gevangenis Alphen aan de Rijn heeft uitgesproken.
Door en namens klager is aangevoerd dat klager in aanmerking zou moeten komen voor plaatsing in een IBA en dan bij voorkeur de IBA gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor
plaatsing in een IBA. Die stelling wordt door hem onderbouwd met rapportages van gedragsdeskundigen van het PSC en het h.v.b./ISD Amsterdam alsmede met een rapport van de gedragsdeskundige van de locatie Zuyderbos. Gelet op die rapportages en gelet op
de inhoud van het selectieadvies moet worden geoordeeld dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven