Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0741/SGA, 28 maart 2008, schorsing
Uitspraakdatum:28-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/741/SGA

Betreft: [klager] datum: 28 maart 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring Arnhem-Zuid te Arnhem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld h.v.b. van 20 maart 2008, inhoudende de oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel
38 van de Pbw, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de inrichting van een met name genoemd persoon voor de duur van drie maanden, ingaande op 20 maart 2008 om 08.00 uur en eindigend op 20 juni 2008 om 08.00 uur, wegens een poging tot invoer van
contrabande.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bij het schorsingsverzoek gevoegde klaagschrift d.d. 20 maart 2008, welk klaagschrift in kopie is verzonden aan de secretaris van de beklagcommissie, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de
directeur d.d. 28 maart 2008.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat zijn bezoekster is aangehouden nog voor de ingang van de inrichting. Hij vindt het vreemd dat je dan beschuldigd wordt van een poging tot invoer.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Op 19 maart 2008 is een bezoekster van verzoeker de toegang tot de inrichting verleend. Haar is daarbij gevraagd of zij geld, drugs of andere contrabande bij zich had. Zij heeft dit
ontkend
en haar is toen de toegang tot de inrichting verleend. Vervolgens is zij aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Van daaruit werd bericht dat bij die persoon onder haar kleding op drugs gelijkende stof was aangetroffen. Dit wordt aangemerkt
als contrabande. Omdat zij vanaf haar aanhouding steeds onder toezicht van de politie is geweest, moet zij die contrabande bij zich hebben gehad toen zij de inrichting wenste te betreden.

2. De beoordeling
Allereerst dient te worden beoordeeld of hier sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De schriftelijke mededeling van de beslissing tot ontzegging van de toegang tot de inrichting spreekt over een ordemaatregel.
De voorzitter begrijpt dat bedoeld is om een maatregel ex artikel 38 van de Pbw op te leggen. Voor zover in die mededeling wordt gesproken van ordemaatregel, moet dit worden gelezen als maatregel als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Pbw. De
beslissing van artikel 38, derde lid, van de Pbw richt zich in beginsel niet tot de gedetineerde maar tot de persoon aan wie de toegang tot de inrichting wordt ontzegd. Tegen een dergelijke beslissing staat in een geval als het onderhavige geen beklag
open. Gelet kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter gaat er daarbij overigens vanuit dat de onderhavige ontzegging na drie maanden eindigt. Weliswaar staat in de mededeling van de maatregel dat een verlenging mogelijk is, maar die mogelijkheid kent artikel 38, derde lid, van de Pbw niet.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 maart 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven