Nummer 21/22885/GA
Betreft [Klager]
Datum 19 juli 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)
1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen), met uitzondering van de GVM-maatregel van toezicht houden op de belduur door personeel (maximaal 15 minuten bellen per dag) waartegen afzonderlijk beklag is ingesteld.
De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 18 augustus 2021 het beklag gegrond verklaard (S-2020-614). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft [naam juridische medewerker], juridisch medewerker bij de locatie De Schie, en klagers raadsvrouw mr. M.M. Koers gehoord op de zitting van 7 april 2022 in de Penitentiaire Inrichting Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De beslissing van 17 augustus 2020 volgde op de bespreking van klager in het Operationeel Overleg (OO) van 12 augustus 2020, waarbij klagers GVM-status is afgeschaald van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’ op grond van de indicaties criminele organisatie, mediagevoeligheid, liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen in detentie. Het is uitsluitend aan het OO voorbehouden deze indicaties vast te stellen alsook om te oordelen dat de beschikbare informatie actueel, betrouwbaar en concreet is ten behoeve van deze vaststelling.
Uit de toen geldende Circulaire Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico van 16 juli 2018 (hierna: de Circulaire) volgt dat bij de GVM-status ‘verhoogd’ “de specifieke toezichtsmaatregelen zoals weergegeven in bijlage II in beginsel toegepast dienen te worden” (zie pagina 2 van de Circulaire). Dat impliceert dat ook GVM-maatregelen passend bij de GVM-status ‘hoog’ kunnen worden opgelegd aan klager. Het betreft maatwerk. Aan klager zijn onder meer GVM-maatregelen opgelegd waarmee klagers contacten worden gemonitord, gebaseerd op de door het OO vastgestelde indicaties. Het toezicht zou niet goed zijn als klagers contacten (telefoongesprekken en post) niet met het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) kunnen worden gedeeld, om te bezien in het geheel met betrekking tot andere verdachten vanuit dezelfde criminele organisatie die elders gedetineerd zitten. Met betrekking tot de maatregel vervoer BOT/EBV is in ieder geval Extra beveiligd vervoer (EBV) een passende maatregel bij de GVM-status ‘verhoogd’ en is het vervolgens aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) om een eigen beslissing te nemen of zij het vervoer via het Bijzondere Ondersteuningsteam (BOT) dan wel EBV laten plaatsvinden. Dit betreft wederom de mogelijkheid tot maatwerk.
Klager is iedere maand door de directeur gesproken over de GVM-maatregelen, maar uiteraard ook over zijn persoonlijke situatie, zijn visie op de GVM-maatregelen en andere zaken. Klager heeft overigens niet iedere maand zijn visie – gevraagd dan wel ongevraagd – gegeven op de GVM-maatregelen. Klager heeft zijn visie tijdens het hoorgesprek op 17 augustus 2020 niet verder verduidelijkt dan in de beschikking en de weergave van het gesprek is weergegeven. Tevens is in de beschikking aangegeven dat het persoonlijke belang van klager (dat hij dus zelf niet nader heeft uitgelegd) is geduid als een inperking van zijn vrijheid en dus als zodanig is meegenomen in de overweging tot oplegging van de GVM-maatregelen.
Aan klager zijn slechts zes GVM-maatregelen opgelegd, van de in totaal 23 mogelijke GVM-maatregelen. Het motiveren waarom zeventien GVM-maatregelen niet aan klager worden opgelegd, is naar de mening van de directeur onnodig en verwarrend. Overigens is wel gemotiveerd welke maatregel niet meer wordt opgelegd vanwege de wijziging van klagers GVM-status naar ‘verhoogd’. Hoewel een aantal maatregelen reeds voor 17 augustus 2020 golden, zijn er ook GVM-maatregelen afgeschaald vanwege het aangepaste risicoprofiel van klager. Er is een belangenafweging gemaakt en er is per GVM-maatregel bekeken welke gehandhaafd wordt. Klager heeft andere en zelfs minder GVM-maatregelen opgelegd gekregen dan bij de voorgaande beschikking, waardoor geen sprake is van een voortzetting van alle maatregelen.
Standpunt van klager
Primair is aangevoerd dat het niet is toegestaan GVM-maatregelen aan klager op te leggen passend bij de GVM-status ‘hoog’, omdat klager de GVM-status ‘verhoogd’ heeft. Kennelijk is er naar het oordeel van het OO geen noodzaak om klager de GVM-status ‘hoog’ toe te kennen. Het OO is bekend met de GVM-maatregelen die passen bij een bepaald risicoprofiel. Het is daarom niet aan de directeur om klager alsnog GVM-maatregelen op te leggen die niet bij zijn GVM-status passen. Subsidiair stelt klager dat in de beslissing onvoldoende is gemotiveerd waarom aan hem GVM-maatregelen zijn opgelegd passend bij de GVM-status ‘hoog’.
3. De beoordeling
Aan klager is een aantal GVM-toezichtmaatregelen opgelegd in het kader van zijn plaatsing op de GVM-lijst en zijn GVM-status ‘verhoogd’. Deze maatregelen zijn ingegaan op 17 augustus 2020 en eindigen op 17 februari 2021.
Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende:
a. er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b. de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en
d. de directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.
Uit de bestreden beslissing blijkt dat klager op 12 augustus 2020 is besproken in het
OO. Er is kennis genomen van de verdenkingen tegen klager. Die verdenkingen dateren uit 2019. Er is geen nieuwe, recentere informatie bij het OO naar voren gekomen, waardoor is besloten klagers GVM-status af te schalen naar ‘verhoogd’. In de beschikking is genoteerd dat klager op de GVM-lijst is geplaatst met de status ‘verhoogd’ in verband met de verdenking van feiten gepleegd in een crimineel samenwerkingsverband waar ruime media-aandacht voor is, de aannemelijkheid dat er op z’n minst een latente liquidatiedreiging op klager rust en dat het vermoeden bestaat dat de delicten waarvan klager wordt verdacht deels gepleegd zijn in detentie. Aan klager zijn de volgende maatregelen opgelegd:
• Vooraf advies aanvragen over bezoekers aan GRIP;
• Opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken;
• Opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan GRIP;
• Inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP;
• Uitgebreide celinspectie: één keer per maand;
• Vervoer BOT / EBV;
• Bij spoedtransport begeleid door politie.
Vaststaat dat aan klager de GVM-status ‘verhoogd’ is toegekend en dat aan klager enkele GVM-maatregelen zijn opgelegd die bij het risicoprofiel ‘hoog’ horen, te weten het opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen van telefoongesprekken, opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan het GRIP en vervoer door BOT.
Het opleggen van GVM-maatregelen behorend tot het risicoprofiel ‘hoog’, terwijl aan de gedetineerde het risicoprofiel ‘verhoogd’ is toegekend en de gedetineerde het niet eens is met deze opgelegde maatregel(en) voortkomend uit het risicoprofiel ‘hoog’, is in beginsel mogelijk, maar behoeft een grondige motivering (vgl. RSJ 26 november 2021, 21/19702/GA, en RSJ 1 juli 2021, R-20/7347/GA). Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur daaraan voldaan. Per GVM-maatregel passend bij de GVM-status ‘hoog’ is gemotiveerd waarom deze is opgelegd en wat de noodzaak van deze maatregel is. Daarbij heeft de directeur ook een inzichtelijke belangenafweging gemaakt. Naar het oordeel van de beroepscommissie volgt uit de bestreden beslissing ook dat de oplegging van de GVM-toezichtmaatregelen die passen bij de status ‘verhoogd’ noodzakelijk wordt geacht. Uit de bestreden beslissing blijkt verder dat klager is gehoord voordat de beslissing is genomen en dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt, waarbij ook klagers belang en de inperking van klagers vrijheid is meegewogen bij het nemen van de beslissing. Tot slot is door de directeur vermeld dat de opgelegde toezichtmaatregelen maandelijks getoetst zullen worden en deze, als daartoe aanleiding bestaat, aangepast zullen worden. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 19 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter