Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25896/JA, 9 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25896/JA

Betreft              [klager]

Datum              9 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op […] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen schending van zijn privacy door het zonder zijn toestemming verstrekken van zijn conceptverlofplan aan de officier van justitie.

De beklagrechter bij de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad heeft op 7 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (RE2022/31). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman gehoord op de zitting van 13 april 2022 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid en heeft afstand van horen gedaan.

De directeur van de JJI Lelystad (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagcommissie blijkt - mogelijk onbewust - verkeerd door de inrichting te zijn ingelicht. De inrichting heeft namelijk bij brief van 8 april 2022 verklaard dat na de beklagzitting is gebleken dat het conceptverlofplan wel aan de officier van justitie is verstrekt.

Het is wellicht mogelijk dat deze verstrekking van gegevens met het oog op verlofverlening zonder klagers toestemming plaatsvindt, maar hem had eerst toestemming gevraagd moeten worden zodat hij daarin een keuze had kunnen maken. In het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het eerst vooraf toestemming aan de jeugdige vragen de minst zware manier van het maken van een inbreuk op de privacy. Nu klager geen toestemming is gevraagd, is de verstrekking van het conceptverlofplan aan de officier van justitie in strijd met het subsidiariteitsvereiste van artikel 8 EVRM. Bovendien is klager in strijd met de richtlijnen van de Algemene verordening persoonsgegevens (AVG) daarover niet ingelicht en is hij er niet op gewezen dat hij daartegen bezwaar kan maken. Verder is er geen informatie waaruit blijkt dat de verstrekking zonder klagers toestemming echt noodzakelijk was of dat daartoe een zwaarwegend belang bestond.

Standpunt van de directeur

Tijdens de beklagzitting zijn correcte inlichtingen gegeven. De twee personeelsleden bij wie navraag was gedaan hebben klagers conceptverlofplan niet naar de officier van justitie gezonden. Bij een later contact met de destijds betrokken behandelcoördinator kwam naar voren dat het conceptverlofplan wel met de officier van justitie was gedeeld. Daar was bewust voor gekozen om de officier van justitie mee te laten denken. In het kader van samenwerking in de strafrechtketen mag vanuit de inrichting vrije informatie-uitwisseling plaatsvinden met de officier van justitie op grond van artikel 51 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de uitwerking daarvan in de Beleidsregel verstrekking tenuitvoerleggingsgegevens. Mogelijk heeft dit tot beschadigd vertrouwen bij klager geleid, maar het delen van informatie was noodzakelijk voor de uitvoering van de wettelijke taak tot tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel. Het contact en overleg met de officier van justitie draagt bij aan het zo goed mogelijk vormgeven van het traject en de behandeling van de jongere.

 

3. De beoordeling

De beklagcommissie heeft het beklag over schending van klagers privacy ongegrond verklaard op de grond dat is gebleken dat klagers verlofplan niet met de officier van justitie is gedeeld.

In beroep is komen vast te staan dat klagers conceptverlofplan bewust wel aan de officier van justitie is verstrekt met het oog op verlofverlening aan klager en dat klager daarvoor geen toestemming is gevraagd. Aan de orde is de vraag of die toestemming wel gevraagd had moeten worden. De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend. De directeur heeft het conceptverlofplan gerechtvaardigd kunnen delen met de officier van justitie in het kader van klagers resocialisatie zonder daarvoor eerst toestemming van klager te vragen.

Artikel 31, vijfde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen schrijft voor dat de directeur het openbaar ministerie om advies vraagt als het openbaar ministerie een executie-indicator heeft gegeven.

Op grond van artikel 4, aanhef en onder d, van de Regeling verlof en STP jeugdigen moet in dat geval de aanvraag van de directeur voor planmatig verlof in ieder geval het perspectiefplan met het advies van het openbaar ministerie bevatten. Het verlofplan maakt doorgaans deel uit deel van het perspectiefplan.

De verwerking van persoonsgegevens van een jongere in het kader van de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde PIJ-maatregel is geregeld in de Wjsg. Deze wet geeft niet het verlenen van toestemming van de betrokkene jongere als wettelijke grondslag voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens. Voor het delen van informatie met de officier van justitie geeft artikel 51c, tweede lid, onder c, van de Wjsg grondslag. In dat artikel is bepaald dat tenuitvoerleggingsgegevens voor het doel van resocialisatie van de betrokkene gedeeld mogen worden voor zover dat noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. Daarvan is in dit geval sprake. De directeur van een justitiële jeugdinrichting heeft het advies van de officier van justitie nodig om verlof, dat in de maatschappij plaatsvindt, verantwoord vorm te kunnen geven. Om een goed advies te kunnen geven is het noodzakelijk dat de officier van justitie beschikt over informatie waaruit het al dan niet bestaan van bepaalde risico’s bij verlofverlening voor de maatschappelijke veiligheid blijkt en die informatie is opgenomen in het conceptverlofplan.

In de Beleidsregel tenuitvoerleggingsgegevens staat vermeld dat het verstrekken van tenuitvoerleggingsgegevens op basis van artikel 51, tweede lid, van de Wjsg geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is en dat daarom op grond van laatstgenoemde wet geen bezwaar openstaat en ook het aantekenen van verzet op grond van de Wjsg niet mogelijk is.

De directeur had klager eerst om toestemming kunnen vragen voor het verstrekken van het conceptverlofplan aan de officier van justitie. Dat dit is nagelaten maakt evenwel niet dat in het onderhavige geval sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers privacy als bedoeld in de Wjsg en artikel 8 van het EVRM. 

Het beklag is daarom ongegrond op een andere grond dan door de beklagrechter is overwogen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 9 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven