Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20206/GA en 21/20289/GA, 17 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer         21/20206/GA en 21/20289/GA              

Betreft            [klager]

Datum            17 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

en

[…] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het weigeren van een opdracht van het personeel en onheuse bejegening van het personeel, ingaande op 22 januari 2021.

De beklagrechter bij de PI Vught heeft op 1 maart 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,- (VU 2021/136). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur en klager hebben tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […] en […], beiden plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Vught, gehoord op de zitting van 22 april 2022 in de PI Vught. Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft voorafgaand aan de zitting te kennen gegeven niet te zullen verschijnen. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Hoewel uit de rapportage niet blijkt wat klager precies heeft gezegd, is het voldoende aannemelijk dat klager de orde en veiligheid ernstig verstoorde. Zeker nu hij verbaal flink tekeer is gegaan op een luchtplaats, waar meerdere gedetineerden aanwezig waren. Daarnaast was klager onvoldoende in contact met het personeel. Hoe summier ook verwoord, het is in redelijkheid en billijkheid voldoende om klager in te sluiten in afwachting van de afhandeling van het rapport. Het telefoneren berustte wellicht op een misverstand, maar klager weigerde het gesprek te beëindigen toen hem de opdracht daartoe was verstrekt. De disciplinaire straf is in lijn met de Sanctiekaart als het gaat om weigeren van een opdracht en verbale agressie richting het personeel. 

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de toegekende tegemoetkoming. De tekortkoming had gelet op klagers verschillende fysieke klachten, waaronder hartproblemen en reumatologische klachten, ernstige gevolgen kunnen hebben voor klager. Klager verwijst naar uitspraken van de beroepscommissie waarin een hoger geldbedrag is toegekend en concludeert dat hem in elk geval € 30,- of een nog hogere tegemoetkoming toekomt. 

3. De beoordeling

Vaststaat dat klager op 22 januari 2021 op de luchtplaats heeft gebeld. Volgens klager mocht hij bellen en was sprake van een misverstand. De directeur weerspreekt dat klager toestemming had en stelt dat de lezing van klager op een onjuiste voorstelling van zaken berust. In elk geval heeft een personeelslid klager aangesproken en de opdracht gegeven het gesprek te beëindigen. Dat weigerde klager volgens de directeur. Klager heeft bij de beklagrechter gezegd dat hij het gesprek ‘al na twee minuten had beëindigd’. De directeur heeft aangegeven dat klager verbaal tekeer is gegaan tegen het personeel. Klager heeft over de onheuse bejegening bij de beklagrechter opgemerkt dat dit van alles kan zijn.   

Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat uitsluitend aangeven dat klager verbaal tekeer is gegaan, zonder in de verslaglegging of toelichting in beklag of beroep aan te geven waaruit die verbale agressie heeft bestaan, in beginsel en op zichzelf als onvoldoende concreet moet worden beschouwd om te kunnen beoordelen of en hoe strafwaardig de gedragingen waren. De beroepscommissie komt echter tot een andere conclusie dan de beklagrechter, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat klager de opdracht van het personeel om het gesprek te beëindigen niet heeft opgevolgd. De bestreden disciplinaire straf kon daarvoor naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid worden opgelegd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

Bovenstaande leidt ertoe dat het beroep van klager ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond. 

Deze uitspraak is op 17 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. M. Keppels en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven