Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23213/GV, 13 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23213/GV

Betreft [klager]

Datum 13 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 september 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Op 22 september 2021 heeft mr. G.L.P. Biesmans het door klager ingestelde beroep nader toegelicht.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De afwijzing van klagers verlofaanvraag is gebaseerd op onjuiste en incomplete informatie, die door de inrichting naar verweerder is verzonden. Klager heeft aangegeven dat zijn broer en familie geld voor hem zullen storten. Dat er slechts een claim is van ongeveer €1.249,10 wordt door klager betwist. Hij heeft zijn casemanager een aantal schriftelijke bescheiden overhandigd waaruit blijkt dat de schuldenlast vele malen hoger is. Het lijkt erop dat de vrijhedencommissie niet de beschikking had over deze stukken bij de beoordeling van het verzoek.

Het is in de inrichting slechts toegestaan om een bedrag van maximaal €500,- op de rekening-courant te hebben staan. Indien het bedrag hoger is wordt de rekening geblokkeerd. Klager werkt weliswaar in de inrichting, maar het loon dat hij verdient is bij lange na niet voldoende om de schulden af te betalen en om daarnaast de boodschappen in de inrichting te kunnen betalen. Het afbetalen van de schulden via de rekening van klagers partner is niet mogelijk, omdat zij onder bewind staat.

Het treffen van een afbetalingsregeling met alle schuldeisers neemt twee of drie maanden tijd in beslag. Dat betekent dat klager ongeveer drie of vier keer kan afbetalen, voordat hij in vrijheid zal worden gesteld. Zonder een kortdurend verlof om zijn financiële zaken in orde te maken, zou dat betekenen dat hij straks vrijkomt terwijl er niets is geregeld. Klager wil juist zijn verantwoordelijkheid nemen en zijn leven in goede banen leiden door reeds nu een aanvang te maken met het afbetalen van zijn schulden. 

Het blijkt niet mogelijk om telefonisch een bankrekening te openen. Klager moet daartoe persoonlijk aanwezig zijn bij de bank. Voorts heeft klager een werkgever gevonden waar hij aan de slag kan na zijn detentie. Hij mag hier op gesprek. De werkgever stelt het op prijs klager in persoon te kunnen ontmoeten.

Voor het bezoek aan familie geldt dat klager inderdaad familiebezoek kan ontvangen in de inrichting. Dit bezoek vindt echter plaats achter glas. Klager vindt de gevangenis daarnaast geen goede omgeving om zijn kinderen te ontvangen. Hij wenst zijn kinderen in een normale omgeving te zien.

Standpunt van verweerder

Voor zover klager klaagt over onjuiste en incomplete informatie verstrekt door de inrichting, dient klager zich te richten tot de beklagcommissie van de inrichting.

Klager heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd en/of duidelijk gemaakt waarom de verstrekte informatie niet juist of compleet is. Uit het vrijhedenadvies van 5 augustus 2021 volgt dat klagers gedrag goed is, er geen directe slachtoffers zijn en er sprake is van lage risico’s. Het ontbreekt echter aan de noodzaak om verlof te genieten op grond van de door klager aangevoerde redenen, nu het mogelijk is om via zijn rekening-courant geld over te maken aan schuldeisers. Klager heeft voorts zijn schulden laten bevriezen, maar nog geen afbetalingsregeling getroffen met het incassobureau of mogelijke andere schuldeisers. Dit is een logische stap die klager eerst zal moeten nemen, alvorens tot daadwerkelijke betalingen over te gaan. Klager weigerde inzicht te geven in de contacten die het geld voor hem zouden gaan storten. Nu klager gedetineerd is geraakt door onder meer witwassen en zijn criminele contacten, bestaat in dit opzicht een zeker risico. Inmiddels is kenbaar gemaakt dat klagers broer geld wil overboeken. Het is echter onvoldoende duidelijk waarom dat niet via de rekening-courant zou kunnen.

Voor wat betreft het herstel van de familiecontacten en re-integratie in het gezin, geldt dat dit slechts kan worden toegekend in de laatste fase voorafgaand aan de eventuele deelname aan een penitentiair programma (PP) of (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Gelet op de faseringsdata van klager is hier momenteel nog geen sprake van. Daarnaast kan klager gebruik maken van bezoekmomenten en ouder-kinddagen om de band met zijn gezin/kinderen te herstellen.

3. De beoordeling

Klager is sinds 14 juni 2020 gedetineerd. Hij werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en vier maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens witwassen en handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 oktober 2022.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De bestreden beslissing

Klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof is afgewezen, omdat klager in de inrichting kan werken aan zijn re-integratiedoel op het gebied van het afbetalen van schulden. Voor wat betreft het herstel van de familiecontacten en re-integratie in het gezin is het thans te vroeg hiervoor verlof te verlenen en kan hieraan worden gewerkt in de inrichting.

De overwegingen van de beroepscommissie

De beroepscommissie merkt allereerst op dat namens klager in beroep is aangevoerd dat hij zijn verlof tevens wenst in te zetten voor het voeren van een gesprek met een toekomstige werkgever. De beroepscommissie laat dit onderdeel buiten beschouwing, nu dit buiten de omvang van het initiële verzoek om kortdurend re-integratieverlof valt.

Bankrekening openen om schulden af te betalen

De beroepscommissie constateert dat klager op grond van het bepaalde in artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof. Het door hem aangedragen verlofdoel betreft een re-integratieactiviteit, die gericht is op het regelen van praktische zaken. Uit het D&R-plan kan worden opgemaakt dat er geen re-integratiedoel is opgenomen ten aanzien van het openen van een bankrekening ten behoeve van het afbetalen van schulden. De beroepscommissie constateert evenwel dat in het vrijhedenadvies van 5 augustus 2021 het afbetalen van schulden is opgenomen als re-integratiedoel.

Het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Tegen deze achtergrond mag van klager, in het kader van het regelen van praktische zaken, worden verlangd dat hij toelicht waarom zijn persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen. Op grond van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat deze noodzaak onvoldoende aannemelijk is geworden. Uit klagers D&R-plan blijkt dat een bewindvoerder klagers financiële zaken regelt. Daarnaast is het voor klager mogelijk om de schulden via zijn rekening-courant af te betalen. Zijn broer kan ten behoeve van klager geld op zijn rekening-courant overmaken. Klager kan op deze manier al in de inrichting zijn verantwoordelijkheid nemen door aan te vangen met het afbetalen van zijn schulden zoals hij wenst. Klagers stelling, dat er zonder een kortdurend re-integratieverlof om zijn financiële zaken in orde te maken bij zijn invrijheidstelling niets geregeld is, kan de beroepscommissie dan ook niet volgen.

Overigens merkt de beroepscommissie nog op dat uit de stukken blijkt dat klager zijn schulden bij de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft laten bevriezen en dat klager geen afbetalingsregeling heeft getroffen voor het afbetalen van zijn schulden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing in zoverre niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

Bezoek aan gezin

Het door klager aangedragen verlofdoel betreft een re-integratieactiviteit en uit het bijgevoegde D&R-plan kan worden opgemaakt dat het verlofdoel tevens ziet op een van klagers re-integratiedoelen.

Voor zover verweerder stelt dat kortdurend re-integratieverlof voor het herstel van familiecontacten en re-integratie in het gezin slechts kan worden toegekend in de laatste fase voorafgaand aan de eventuele deelname aan een PP of (voorwaardelijke) invrijheidstelling, merkt de beroepscommissie op dat de Regeling voor klagers huidige detentiefase de mogelijkheid tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof niet belet. Dit argument kan de bestreden beslissing dan ook niet dragen.

Het recht van de gedetineerde om in de inrichting bezoek te ontvangen (artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet) is een middel om tijdens de detentieperiode contact met de buitenwereld te onderhouden. Anders dan verweerder lijkt te stellen, staat dit middel er op zichzelf niet aan in de weg dat klager in het kader van zijn re-integratie en in de laatste fase van zijn detentie zijn familie tijdens een (kortdurend) re-integratieverlof bezoekt. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek is gerechtvaardigd, om de enkele reden dat hij deze activiteit binnen de muren van de inrichting zou kunnen verrichten.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, voor zover dit ziet op verzoek om kortdurend re-integratieverlof voor het openen van een bankrekening ten behoeve van het afbetalen van schulden.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, voor zover dit ziet op het verzoek om kortdurend re-integratieverlof voor een bezoek aan klagers gezin, en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 13 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven