Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20238/GA, 24 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/20238/GA                             

Betreft [klager]

Datum 24 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de volgende omstandigheden, die betrekking hebben op een aan hem opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen, vanwege het in diskrediet brengen van een inrichtingsmedewerker en een daardoor ontstane onacceptabele werksituatie, ingaande op 27 oktober 2020 om 14:30 uur en eindigend op 10 november 2020 om 14:30 uur:

a.         de beslissing tot het opleggen van de ordemaatregel is onvoldoende gemotiveerd en voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit;

b.         onvoldoende is gemotiveerd waarom sprake is van voortgezet crimineel handelen;

c.         de onterechte tenuitvoerlegging van de ordemaatregel op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT);

d.         de duur van de ordemaatregel;

e.         uitsluiting van deelname aan de arbeid;

f.          de inperking van belmomenten;

g.         de inschakeling van een gedragsdeskundige;

h.         uit de beschikking volgt niet dat de commissie van toezicht en een inrichtingsarts in kennis zijn gesteld van de ordemaatregel;

i.          het ontbreken van een verslag van het hoorgesprek bij de beschikking.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 19 februari 2021 de klachten onder a., b., c., d., f., g. en i. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachten e. en h. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd (LW-2020-601, -608, -611 en -624).

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R.I. Kool en de directeur van de PI Leeuwarden in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Ten aanzien van beklag e.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag e., omdat klager zich eerder, op 26 oktober 2020, zou hebben beklaagd over de uitsluiting van deelname aan de arbeid en geen nieuwe argumenten aandraagt (beklagkenmerk LW-2020-596). De beroepscommissie vat dit beklag echter op als zijnde gericht tegen de uitsluiting van de arbeid gedurende de ordemaatregel van 27 oktober 2020, zoals klager ook in beroep aanvoert. Niet is gebleken dat klager zich hierover eerder heeft beklaagd. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag e. vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit beklagonderdeel. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als enige en hoogste instantie inhoudelijk op dit onderdeel van het beklag beslissen.

Klager stelt zich op het standpunt dat hij ook op de AIT het recht op arbeid heeft, dat de arbeid gedurende de ordemaatregel zonder grondslag is ingeperkt en dat het onjuist is dat hij een aangeboden alternatief heeft geweigerd. Daargelaten of aan klager een alternatief is aangeboden, neemt de gedetineerde ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet gedurende het verblijf in afzondering niet deel aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht. Gelet op het voorgaande en daarbij in aanmerking genomen dat de ordemaatregel is opgelegd naar aanleiding van de verstoorde relatie met een inrichtingsmedewerker van de afdeling arbeid, is de beroepscommissie van oordeel dat klagers uitsluiting van de arbeid gedurende het verblijf in afzondering niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal dit beklag dus ongegrond verklaren.

Ten aanzien van beklag a., b., c., d., f., g., h. en i.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklag a., b., c., d., f., g., h. en i. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van beklag e., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 24 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven