Nummer R-20/8433/GA
Betreft [klager]
Datum 13 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat zijn bezoekmoment op 17 augustus 2020 geen doorgang heeft kunnen vinden.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 12 oktober 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AR-2020-658). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. M.D.A. Stam en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kreeg dertig minuten voor de aanvang van het bezoek te horen dat de bezoekzaal twee dagen eerder was gesloopt. Dit was al een dag eerder bekend bij de afdeling, maar er is verzuimd dit aan klager door te geven. Klager zou zijn verloofde voor het eerst in twee maanden tijd zien, nu weer twee bezoekers tegelijkertijd mochten komen en zijn verloofde niet eerder op eigen gelegenheid kon komen. Klagers zoon heeft tevens inkomsten gemist, te weten €150,-, en onnodig vervoerskosten gemaakt.
Standpunt van de directeur
Klager wil een vergoeding van de reiskosten van zijn bezoekers, omdat zij kosten hebben gemaakt voor een bezoekmoment dat geen doorgang heeft kunnen vinden. Dit betreft geen beslissing genomen door de directeur jegens klager, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De bezoekers hebben zich niet gemeld bij de inrichting op 17 augustus 2020. Klager is gewezen op de mogelijkheid voor zijn bezoekers om een klacht in te dienen bij het klachtenloket van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Klagers bezoekers zijn wel op het vervangende bezoekmoment op 20 augustus 2020 verschenen, in overleg met klager.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Ontvankelijkheid van het beklag
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Uit voornoemd artikel vloeit de verplichting van de directeur voort voldoende inspanningen te verrichten om de omstandigheden te creëren waaronder het bezoek ongestoord kan plaatsvinden. Over een eventuele schending van de uit voornoemd artikel voortvloeiende zorgplicht ten aanzien van klagers bezoekrecht kan dus geklaagd worden op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw (RSJ 4 oktober 2019, R-18/2446/GA). Gelet op voorgaande zal de beroepscommissie – anders dan de beklagrechter – klager ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het bezoekmoment op 17 augustus 2020 geen doorgang heeft kunnen vinden wegens herstelwerkzaamheden aan de bezoekzaal. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat klagers bezoekmoment dezelfde week is gecompenseerd, te weten op 20 augustus 2020. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de directeur voldoende inspanningen heeft verricht om aan zijn voornoemde verplichting te voldoen. Nu onder de gegeven omstandigheden niet is gebleken dat de directeur zijn zorgplicht ten aanzien van klagers bezoekrecht heeft geschonden, zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.
Ten aanzien van de door klagers bezoekers gemaakte kosten, merkt de beroepscommissie ten overvloede op dat deze niet aan te merken zijn als schade door klager geleden. Voor het verkrijgen van een dergelijke schadevergoeding staan voor klagers bezoekers andere wegen open.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 13 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
secretaris voorzitter